onbeschoft persoon; schoft. In deze betekenis reeds opgetekend in de zestiende eeuw.
Ook Bredero gebruikte het: ‘Wie souwt verdraghen kuenen, De trotsche woorden die de rekel myn toesnaeuwt?’ Schaam jij je niet, rooie rekel, wat moet ik daarvan denken. (Jacobusvan Looy, Jaap, 1923)Die Toon is een brutale rekel. (A.M. de Jong, Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)