Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Lulletje rozenwater

betekenis & definitie

halfzacht iemand, doetje. Soms verkort tot rozenwater.

Vgl. de vrouwelijke variant: tepeltje taptemelk. In militaire kringen vaak afgekort tot L.

Rozewater (zie Salleveldt).Hij was zoo’n echte slappewaschvent, meer ’n meisje dan ’n jongen. Het was zoo’n echt rozewatertje. (Het Vaderland, 09/04/1922) ‘Eerst lulletje-rozewater!’ weerde Cis de begerig opdringende kameraden af. (Piet Bakker, Cis de Man, 1947)

Dat lulletje rozenwater, met zijn snoepje van een vrouwtje en zijn twee allerliefste rosé kindertjes. (Simon Vestdijk, Het verboden bacchanaal, 1969)