Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Loeres, loeris

betekenis & definitie

sul; botterik; lummel. Komt reeds voor bij Kiliaen (1599) in de betekenis van ‘dom mens’.

Gevormd van loer, dat ook nog ‘vod, lap’ betekent. In het Bargoens slaat loeres ook op het mannelijk lid of iets groots, een kanjer.Nou ben ik opgewonden, maar ik weet best wat ik zeg, en als je er morgen wat van hebben wilt, dan kom je maar bij me, smerige loeris! (Johannes Kneppelhout, Studenten-typen, 1839-1841)

‘Slaap jij bij ’m, loeres?’ zei ze met haat in haar stem. (Simon Vestdijk, De bruine vriend, 1935, herdruk 1991)