Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

heks

betekenis & definitie

kwaadaardige en/of lelijke (maar niet noodzakelijk oude) vrouw. In het volksgeloof is de heks een vrouw die een verbond met de duivel heeft aangegaan en aan zwarte magie doet.

In sprookjes zijn heksen doorgaans ‘boos’, ‘slecht’ en ‘zo lelijk als de nacht’. Een der eerste vrouwelijke Nederlandse journalisten, Henriette Holst-Hendrix (die haar stukken steeds ondertekende met H.

HX) werd in de wandeling Jet Heks genoemd. Heks wordt ook als geuzennaam gebruikt voor een lesbisch-feministe, bijvoorbeeld in de leuze (uit de jaren zeventig) ‘Pas op, de heksen zijn terug.’ Oorlogskoningin Wilhelmina werd in de stukken van oud-premier Gerbrandy de heks van Het Loo genoemd.De oude heks is slim. (A. Loosjes, Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst, 1806-1807)

Ge zijt een heks, Filomène: uw eigen broer zegt het u. (Marcel Matthijs, Een spook op zolder, 1938)