Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

spook

betekenis & definitie

onuitstaanbare vrouw; onuitstaanbaar meisje. Gewestelijk ook voor een bleke, lelijke vrouw.

Vgl. nachtspook.En Jet met een verachtelijk: ‘Niemendal hoor! akelig, klikkerig spook!’ stopte een groote prop in de punt van eiken overschoen. (Top Naeff, School-idyllen, 1900)

‘Akelig, laf spook!’ hijg ik, niet meer in staat me te beheersen. (F.J. de Clercq Zubli, De blijde stilte, 1937)

Op school noemden ze me altijd freak of spook, en nu weer punk of hippie. (Opzij, juli/augustus 1987)