Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

hansworst

betekenis & definitie

iemand die zich belachelijk gedraagt; aansteller; dwaas; janpotage. Sedert ca. 1732.

Oorspronkelijk de naam van een Duitse toneelfiguur, Hans Wurst, een logge dikke man die op een worst geleek; een harlekijn. Bij ons voor het eerst voorkomend in een vertaling van Sebastiaan Brandts ‘Narrenschiff’ (uit 1519).

In andere landen zien we hem terug met zijn lievelingskostje. Vgl. bijvoorbeeld Engels: Jack Pudding en Frans; Jean Potage.Waren ze vergadert op de stadsmarkt, in plaats van over de belangen van ’t Vaderland te handelen, bragten ze niets voor den dag als de belagchelykste beuzelingen, en d’advyzen hunner statelykste Raadsheren bestonden in loopjes, en grappen, die een kwakzalvers Hansworst nauwlyks zouden betaamen. (Justus van Effen, De Hollandsche Spectator, 28/04/1832)

’t Is net een clown! zei er een en anderen vonden hem een hansworst, een pias, een Jan Klaassen... (A.C.C. de Vletter, Paljas, 1902)