Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

aso

betekenis & definitie

persoon die zich asociaal gedraagt; meestal iemand uit de onderklasse. Dit scheldwoord, dat we midden jaren tachtig wellicht ontleend hebben aan het Duits, is vooral populair onder jongeren, politiemensen en welzijnswerkers.

In 2003 werd op 36 scholengemeenschappen de zgn. aso-test gebruikt. Deze test bestaat uit een hip vormgegeven cd-rom waarmee jonge gebruikers confronterende vragen krijgen voorgeschoteld over gedragsvormen op school en in het verkeer, en ook over zaken als heling.

Bijvoorbeeld: Steek je je middelvinger op? Koop je een mobieltje van dubieuze herkomst wanneer iemand je zegt dat het wel oké is? Wie bij deze test een score van ‘60 procent aso’ heeft, kan dan bestempeld worden als een hufter. De extreem vervuilende terreinwagen wordt sedert 2004 ook wel dysfemistisch een asobak genoemd, wellicht naar analogie van het oudere pooierbak (opzichtige, veelal grote auto).Eikel, klootzak, debiel, aso en het simpele ‘lui’ zijn wel de meest bekende adjectieven, die de taxichauffeur elke dag wel een paar keer naar zijn hoofd geslingerd krijgt. (Nieuwe Revu, 12/07/1990)

Zo zong de tribune in koor ‘Aso, aso, aso’, toen bleek dat een jongen op de eerste rij zijn zakken had volgepropt met de druppels van de spekkiesregen. (Algemeen Dagblad, 15/07/1995)