Definities van Prisma Woordenboek Nederlands in de Ensie S
- schamel
- schamen
- schampen
- schamper
- schamperen
- schampschot
- schandaal
- schandaalpers
- schandaleus
- schandalig
- schande
- schandelijk
- schandknaap
- schandpaal
- schans
- schansspringen
- schap
- schapendoes
- schapenkaas
- schapenwolkjes
- schappelijk
- schar
- schare
- scharen
- scharlaken
- scharminkel
- scharnier
- scharnieren
- scharniergewricht
- scharrel
- scharrelaar
- scharrelei
- scharrelen
- scharrelkip
- scharrelvlees
- schat
- schatbewaarder
- schateren
- schaterlach
- schaterlachen
- schatkamer
- schatkist
- schatplichtig
- schatrijk
- schattebout
- schatten
- schattig
- schatting
- schaven
- schavot
- schavuit
- schede
- schedel
- schedelbasisfractuur
- schedeldak
- scheden uit
- scheed uit
- scheef
- scheefbloem
- scheefgroei
- scheefslaan
- scheefwonen
- scheel
- scheelzien
- scheen
- scheenbeen
- scheep
- scheepsarts
- scheepsbeschuit
- scheepsbouw
- scheepshelling
- scheepsjongen
- scheepsjournaal
- scheepslading
- scheepspapieren
- scheepsrecht
- scheepsvolk
- scheepswerf
- scheepvaart
- scheerapparaat
- scheerde
- scheerden
- scheerlijn
- scheermes
- scheerschuim
- scheerwol
- scheet
- scheidbaar
- scheidde
- scheidde uit
- scheidden
- scheidden uit
- scheiden
- scheiding
- scheids
- scheidslijn
- scheidsmuur
- scheidsrechter
- scheikunde
- schel
