Definities van Prisma Woordenboek Nederlands in de Ensie I
- IHS
- ij
- ijdel
- ijdelheid
- ijdeltuit
- ijken
- ijkmeester
- ijkpunt
- ijl
- ijlen
- ijlings
- ijlkoorts
- ijltempo
- ijs
- ijsafzetting
- ijsbaan
- ijsbeer
- ijsberen
- ijsberg
- ijsbergsla
- ijsbloemen
- ijsbreker
- ijsclub
- ijsco
- ijselijk
- ijsgang
- ijsheiligen
- ijshockey
- ijsje
- ijskast
- ijskelder
- ijskonijn
- ijskoud
- ijslolly
- ijspegel
- ijssalon
- ijsschots
- ijsthee
- ijstijd
- ijsvogel
- ijsvrij
- ijswafel
- ijswater
- ijszee
- ijver
- ijveraar
- ijveren
- ijverig
- ijzel
- ijzelen
- ijzen
- ijzer
- ijzerdraad
- ijzeren
- ijzererts
- ijzergieterij
- ijzersterk
- ijzertijd
- ijzervreter
- ijzig
- ijzingwekkend
- ik
- ik-vorm
- ikebana
- IKON
- IKV
- illegaal
- illegaliteit
- illuminatie
- illumineren
- illusie
- illusionist
- illusoir
- illuster
- illustratie
- illustratief
- illustrator
- illustreren
- image
- imagebuilding
- imagemap
- imaginair
- imaginatie
- imago
- imam
- imbeciel
- IMF
- imitatie
- imiteren
- imker
- immanent
- immaterieel
- immatuur
- immens
- immer
- immermeer
- immers
- immigrant
- immigratie
- immigreren
