angst hebben. Soms ook ‘ziek zijn’. Bargoense uitdr. die terug te voeren is tot Hebreeuws paached‘vrees’. Nog niet bij Koster Henke; vermoedelijk in de tweede helft van deze eeuw opgekomen.
En zo’n meid is natuurlijk pages als ze haar poen niet krijgt. (Harry Boting: Nog meer jatmous, 1967)
De ene keer is het een boer, die nogal afgelegen woont en doodspaget is dat iemand z’n ouwe kous komt leeghalen. (De roerige wereld van Pistolen Paul, 1968)
... dat de politie hem zou oppakken, daar was hij, wist ik, erg pages voor. (Haring Arie: Recht voor z’n Raap, 1972)
En die controlerende geneesheer was helemaal pa- gus van ’t soort kerels zoals ik. (Simon Carmiggelt: Vroeger kon je lachen, ongedateerd)
Ze is helemaal niet paget. (Sal Santen: Heden kijkdag, 1987)
Hoe wil je later nou grootvader worden van tien kinderen als je paget voor de meisjes bent? (Sal Santen: De B van Bemazzel, 1989)
Ja, toen werd Rijk pas werkelijk pagus... (Haring Arie: De Sarkast, 1989)
Dick van der Meyden schilderde bij zijn ouders thuis op zolder, maar daar werd zijn moeder
‘pages’ van en in '64 kon hij een atelier huren in de Paulstraat. (Haagse Post, 15/07/89)
En dat terwijl ik toch al pagus ben van vliegen. (Pistolen Paul, in: Penthouse, november 1994) Lubbers vond die zin aanvankelijk niet goed. Hij vond hem te heftig. Hij vond dat het om de partij moest gaan, niet om de mens. Daar was hij wel een beetje pagus van. (Nieuwe Revu, 08/11/95)