Gepubliceerd op 21-06-2017

Boer

betekenis & definitie

zie ook kale boeren maken:

1 -en, burgers en buitenlui, oorspr. gebruikt als aanhef door kwakzalvers op kermissen. Het WNT citeert o.a. Van Lennep. Tegenwoordig een syn. voor ‘het ganse volk’.

Nu Nederland, zoals dat steevast heet, op de schop gaat, ontkomt niemand aan de gevolgen. Boeren, burgers, buitenlui, ze zijn inmiddels allemaal ur- banieten die dagelijks geconfronteerd worden met de graafmachines en hijskranen. (De Groene Amsterdammer, 20/08/97)

2. -en van Zuid,minachtende benaming voor supporters van Feyenoord. De term komt van Ajax-supporters, maar wordt eveneens gebruikt door fans van de grotestadsclubs voor clubs uit de provincie (Rob Siekmann: Voetbal- woordenboek,1978). Zie ook 5.

In hetzelfde absurde maar ingesleten vocabulaire past de betiteling ‘boeren’ voor bijvoorbeeld de supporters van Feyenoord, die het Ajax-legioen in de Rotterdamse Kuip gebruikt. (NRC Handelsblad, 05/09/86)

3. de- met zijn varkens,zeemansslang voor ‘een school bruinvissen of dolfijnen’.

Dat (die school bruinvissen) is de boer met zijn varkens. (G.A. Mesters: Wat het volk zegt, 1977) Boer met zijn varkens: school bruinvissen of dolfijnen. (Fré Harmsen: Van baroe tot branie, 1991)

4. geef die - een stoel,schertsend gezegd wanneer iemand in een gezelschap een boer gelaten heeft. Deze cliché-uitdr. vinden we al terug bij Harrebomée.

Zo... oepffhh... hè, zo dat is er weer uit. Geef die boer een stoel. (Marcus Heeresma: Waarde Landgenoten, 1983)

5. o, wat zijn die -en stil!,titel van een denigrerend liedje gezongen door Ajax-supporters in de richting van de gehate Rotterdamse supporters. Zie ook 1.