Gepubliceerd op 21-06-2017

Fluiten

betekenis & definitie

1. daar kun je naar-,dat is weg, verdwenen (vgl. 2). Informele uitdr. Syn. fietsen.

2. - gaan,ervandoor gaan. Al in de 16de eeuw gangbaar. Wellicht was de oorspr. bet. ‘weggaan om te fluiten’, Bargoens voor ‘urineren’ en afgeleid van fluitin de bet. ‘mannelijk lid’. Minder waarschijnlijk is de afleiding uit Hebreeuws fleito‘ontsnapt5, gezien de toch wel vroege vindplaatsen van deze uitdr. Fluitenin de zin van ‘urineren’ vinden we o.a. terug bij J. van Vloten (HetNederlandsche kluchtspel van de veertiende tot de achttiende eeuw, 1851): ‘Die lang de flap (deksel van de drinkkan) hanteert, vergeet ook niet te fluiten.’ Bij Amaat Joos heeft fluitenal de meer algemene bet. ‘verdwenen, gevlucht (zijn)’: die kerel is gaan fluiten.

< >