Gepubliceerd op 21-06-2017

Engels

betekenis & definitie

1. -eziekte,een lage productiviteit; een stagnatie van de economische bedrijvigheid. Vaak te wijten aan slechte arbeidsverhoudingen, gebrek aan financiële steun voor nieuwe bedrijven. In Groot-Brittannië theBritish diseasegenoemd.

Volgende week worden de stakingen verder uitgebreid en in het buitenland wordt gegniffeld dat de Duitsers bij zoveel arbeidsonrust aan de ‘Engelse ziekte’ lijden. (Trouw, 02/05/92)

Ook voor het veelvuldig gebruik van Engelse woorden en uitdr.:

Een paar jaar geleden waarschuwde Martin Veltman, poëet onder de reclamemakers en geestelijk vader van de ‘slogan’ (slagzin) ‘Heerlijk, Helder, Heineken’, in een ‘column’ (stukje) in NRC Handelsblad al voor wat hij noemde de ‘Engelse ziekte’. Sindsdien kunnen we gerust spreken van een Angelsaksische invasie. (Elsevier, 15/01/94)

2. een -e/Branse/Griekse briefschrijven,eufemistische uitdr. voor ‘een middagdutje doen’. Teg. in onbruik geraakt.