Gepubliceerd op 21-06-2017

Damp

betekenis & definitie

iemand de -en aandoen

iemand pesten, sarren. Al opgetekend door Koster Henke. Ook in de uitdr. dat heeft hem de dampen aangedaan‘dat heeft hem de genadeslag gegeven’. Dampmoet hier worden opgevat in de zin van ‘benauwdheid, kortademigheid’, vooral dan m.b.t. paarden en runderen. Het werkwoord dampenheeft de bet. ‘kankeren, pesten’.

U begrijpt, dat we Abdoel de dampe niet magge aandoen. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar, 1935)

Met de Joden gaat het woekerkapitaal d’r an en de trusts, die ons nou de dampen andoen. (Theun de Vries: W.A.-man, 1967)