sarren
sarren - regelmatig werkwoord uitspraak: sar-ren 1. gemeen plagen ♢ deze jongen doet niet anders dan sarren Regelmatig werkwoord: sar-ren ik sar jij/u sart ...
Muiswerk Educatief (2017)
sarren - regelmatig werkwoord uitspraak: sar-ren 1. gemeen plagen ♢ deze jongen doet niet anders dan sarren Regelmatig werkwoord: sar-ren ik sar jij/u sart ...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., sarje, narje, hyt-, hjitfolgje, nitelje, nytgje, nytsje, hune, húnje, faksearje, wrokje, pjerre, treiterje, tryktrokje, tryktrotsje, tritrotsje, fergje.
Van Dale Uitgevers (1950)
(sarde, heeft gesard), tergend, prikkelend plagen, plagen om kwaad te maken: iem., een hond sarren; zij heeft mij de hele dag al gesard.
Jozef Verschueren (1930)
('sarrәn) (sarde, heeft gesard) aanhoudend, onophoudelijk plagen, tergen: de andere jongens hem.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(sarde, heeft gesard), tergend, prikkelend plagen, plagen om kwaad te maken: een hond sarren.
J.H. van Dale (1898)
Sarren - (sarde, hooft gesard), tergen, prikkelen, kwaad maken; iem., een hond sarren; zij heeft mij den heelen dag al gesard. SARRING, v. het sarren, terging, gesar.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: