Wat is de betekenis van sarren?

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

sarren

sarren - regelmatig werkwoord uitspraak: sar-ren 1. gemeen plagen ♢ deze jongen doet niet anders dan sarren Regelmatig werkwoord: sar-ren ik sar jij/u sart ...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Sarren

v., sarje, narje, hyt-, hjitfolgje, nitelje, nytgje, nytsje, hune, húnje, faksearje, wrokje, pjerre, treiterje, tryktrokje, tryktrotsje, tritrotsje, fergje.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sarren

(sarde, heeft gesard), tergend, prikkelend plagen, plagen om kwaad te maken: iem., een hond sarren; zij heeft mij de hele dag al gesard.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sarren

sarde, gesard (tergend plagen, tergen, treiteren): een hond sarren.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sarren

('sarrәn) (sarde, heeft gesard) aanhoudend, onophoudelijk plagen, tergen: de andere jongens hem.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Sarren

(sarde, heeft gesard), tergend, prikkelend plagen, plagen om kwaad te maken: een hond sarren.

2024-04-25
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Sarren

Sarren - (sarde, hooft gesard), tergen, prikkelen, kwaad maken; iem., een hond sarren; zij heeft mij den heelen dag al gesard. SARRING, v. het sarren, terging, gesar.