1. als intensivering in uitdr. als zich hetapela- zarus/de apetering lachen/schrikken/werken enz. Destijds vooral populair onder soldaten in Ne- derlands-Indië.
Claudia en ik zochten ons het apelazarus. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. Tweede Boek, 1966)
Maar dan zoop ze zich maar het apelazerus op kosten van de bink die straks zijn apparaat in haar met zijn geld betaalde vaginale deodorant besproeide pruim zou persen. (Hans Plomp: Het Amsterdams Dodenboekje, 1970)
Ja, ik voel er veel voor me de apetering te gaan reizen. (A. Moonen: Stadsgerechten, 1978)
Hij zou zich toch zeker het apelazerus schrikken ... (Yvonne Keuls: Het verrotte leven van Floortje Bloem, 1982)
Die sjorden zich het apelazarus. (Boudewijn Büch: Het dolhuis, 1987)
2. krijg het apelazarus/de apetering, platte verwensing. Lazarus slaat op de bedelaar uit Lucas 16. Bedoeld wordt eigenlijk de ‘lazarusziekte’ of melaatsheid. Ape- wordt enkel toegevoegd ter intensivering.
‘Krijg ’t apelazerus’, antwoordde deze, zwaar hijgend. (Ben Borgart: De slakken van Canêt d’Olt, 1973)