1. commando dat men reeds eindjaren dertig op de kweekschool kon horen wanneer een van de leerlingen te lang op het toilet zat. Teg. ook schertsend in huiselijke kring gebruikt.
Ik herinner me dat ik tijdens logeerpartijen bij mijn grootouders zelfs op de wc geen rust had. Als ik daar te lang zat naar de wil van mijn grootvader, bonsde hij op de deur en riep martiaal: ‘Afknijpen!’ (Boudewijn van Houten: Fout, 1987)
2. iemand-, oorspr. soldatentaal voor ‘met harde hand trainen; drillen’. Een afknijpoefeningis een oefening waarbij de nadruk op harding ligt. Tegenwoordig wordt de uitdr. ook buiten legerkringen aangetroffen, bijv. onder deelnemers aan een survival tocht of onder leerkrachten. Bedoeld wordt dan ‘het uiterste van iemand vergen’. Er bestaat ook een zelfstandig naamwoord afknijper ‘iemand die anderen aan een scherp verhoor onderwerpt’.
Wat weten leraren nou helemaal? Dat zijn toch akelige lieden die ervan houden jonge mensen af te knijpen. (Hermine de Graaf: Aanklacht tegen onbekend, 1987)
Waar komt deze trend om popfotografen af te knijpen vandaan? (Vrij Nederland, 11/04/92)
‘We willen jullie niet afknijpen’, zegt defensievoorlichter Wiebe Alkema die met een paraplu langs de kant staat. (Nieuwe Revu, 21/07/93)
Drie maanden full-time afknijpen door brulpro- fessor Trumbic waren voor het puikje van ’s werelds grootste polocompetitie voldoende voor de matige klassering. (Trouw, 18/11/94)