afknijpen
1. (1939) (oorspr. sold.) drillen van recruten; scherp verhoren; ondervragen; het uiterste vergen van iemand. Vandaar ook: afknijpoefening. • Afknijpen (we zijn vandaag lelijk afgeknepen) We hebben hard moeten werken. (Paul Guermonprez: Praatjes en plaatjes van de soldaatjes. 1939) • ’s Nachts werd je je nest uitgehaald en je moes...