Engels voor ‘geluid testen’. Bij een optreden moet de zang en de verschillende instrumenten in de juiste verhouding worden gebracht.
Als er met een PA wordt gewerkt moet dat op twee niveaus gebeuren. De bandleden moeten elkaar en zichzelf op het podium goed kunnen horen en de mensen in de zaal moeten de muziek ook in de juiste verhouding horen. Een soundcheck gaat in twee ronden: individueel en gezamenlijk. Eerst worden alle instrumenten en zangmicrofoons afzonderlijk op de mengtafel ingeregeld. De technicus bepaalt het volumeniveau en de klankkleur. Hij vraagt of iedereen zichzelf en elkaar goed kan horen, of dat een instrument via de monitors extra versterkt moet worden. Daarna speelt de band enkele nummers gezamenlijk en schuift de technicus het geluid in balans. Soundchecken vergt de nodige discipline. Tijdens het individuele gedeelte moet iedereen stil zijn, behalve degene die op dat moment aan de beurt is. Vaak hebben artiesten een stukje a capella zang paraat voor het afstellen van de zangmicrofoons. Aan de kreet ‘one, two, testing’ valt namelijk weinig te horen. Bij het afstellen van de monitors is het belangrijk dat het ene bandlid zich niet veel harder wil horen dan de anderen, want anders horen zij zichzelf niet meer. Tijdens het gezamenlijke deel van de soundcheck is het bedoeling dat de band, op volle kracht, één of twee volledige nummers speelt.
