Gepubliceerd op 09-12-2019

Cichórium | Cichórium íntybus: Wilde cichorei

betekenis & definitie

De naam Cichorium is afgeleid van de Griekse woorden kio: ik ga, en chorion: veld, en wil zeggen dat Cichorium niet op de akker of het veld groeit, maar aan de rand ervan of langs de weg. De plant heette bij de Oude Grieken, en wel bij Theophrastus en Dioscorides, Kichorion en, bij Horatius, Kichore. Zij en haar naaste verwant de Andijvie (C. endívia) werden reeds door de Grieken en Romeinen als groente gegeten.

De kultuurvorm van de Wilde cichorei kennen we als Witlof of Brussels lof. Deze gekweekte vorm heeft een grotere en dikkere wortel en bredere bladeren dan de in het wild voorkomende soort.Om het witgele lof te verkrijgen moet de plant in het donker gekweekt worden, zodat de spruiten niet onder invloed van het zonlicht komen. Men doet dit in broeikassen of warenhuizen, waar de plant onder een laagje aarde gestopt wordt. Dodonaeus schreef: ‘In September oft October wordt de plant van de hoveniers met savel oft aerde bedeckt, nae dat de bladeren eerst boven toe ghebonden zijn; daer door worden die bladeren heel sneeuwwit ende worden in de wintersche maenden met olie en azijn ghegeten, ghelijck men doet met veel andere salaetcruyden.’ In de zeventiende eeuw was dus het witlof reeds zo in trek dat Dodonaeus het nodig vond om de kweekmethode mede te delen. Het algemeen gebruik van witlof in ons land heeft zich pas de laatste vijftig jaar voltrokken. In de eerste tijd voerden wij de groente uit België in, vandaar dat zij spoedig de naam van Brussels lof kreeg. Zo spreekt men op Walcheren van Brusselse kooltjes, hetgeen verwarrend werkt, want wat wij in het algemeen Brusselse kooltjes noemen, is een heel andere soort groente, namelijk een koolsoort. Een juiste lijn te trekken tussen de benamingen van de wilde en de gekweekte cichorei is moeilijk, reden waarom we dan ook geen onderscheid zullen maken.

De naam Cichorei was uiteraard onderhevig aan verbastering en het verbaast ons niet dat men deze naam ging uitspreken als Suikerij, hoewel de plant niets met suiker te maken heeft. Ja, de wortel smaakt zelfs bitter. Het is zuiver een klankverbastering. Deze naam is op vele plaatsen in ons land in gebruik, met de nodige dialectische en gewestelijke vormen, zoals Soekerij, Sokerij, Sokkerai(e), Sokkerei, Succoreye, Suikerijlof, Sükerei, Sûkerei, Sûkereiwoartel, Tsukerei en Brusselse suikerij in Zuid-Limburg. Deze verbasterde namen zijn niet van de laatste tijd, want dergelijke namen komen we onder Succoreie in 1514 tegen en als Zukorey in ca. 1300.

De naam Molsla op Walcheren, Tholen, in Oost-Drente, Noord-Overijsel en Zuid-Holland aan de plant gegeven, slaat op het verbleekte blad dat eveneens gegeten werd. Zie voor Molsla ook bij Taraxacum: Paardebloem.

De namen Bittere pee, Bitterpeen, Bitterij en Bittere-peeënsla slaan op de bitter smakende verdikte wortel. Deze wortel werd onder meer in Middelburg een eeuw geleden nog gegeten, aangemaakt met azijn, stroop of suiker. De wortel werd en wordt nog als een best voer voor de varkens beschouwd. Hierop wijzen de volksnamen Zwijnensalade en Zwijnensla. De naam Korenbloem op Overflakkee aan de plant gegeven, duidt alleen op de overeenkomst met de echte korenbloem, beide bezitten blauwe bloemen.

De naam Duitse koffie nog in gebruik? heeft de volgende geschiedenis: Vanwege de hoge prijs van koffie zocht men naar een vervangingsmiddel. Zo vonden in 1775 twee Franse artsen, Harpong en Brunon te Sessinez, de geroosterde en gemalen wortel geschikt om als surrogaat voor koffie te kunnen dienen. Vanwege het Continentale stelsel, in het Napoleontische tijdperk, kreeg deze peekoffie, zo noemde men hem, grote bekendheit, want import van echte koffie was niet mogelijk. Thans is dit surrogaat op zijn retour, en de gemalen wortel werd tot voor kort nog slechts gebruikt in de zogenaamde koffiestroop. We vinden verder nog vermeld dat een majoor von Heine uit Brunswijk in 1770 een patent liet registreren om eveneens uit de wortel een vervangingsmiddel voor koffie te verkrijgen. Om dezelfde reden, het afvloeien van geld voor de aankoop van koffie naar het buitenland tegen te gaan, verklaarde Frederik de Grote (1712-86) de handel in koffie tot staatsmonopolie en bevorderde daardoor de aanplant van cichorei. Uit deze laatste verordening zal dus de naam Duitse koffie wel ontstaan kunnen zijn. We willen hier dr. H. Uittien (1946) aan het woord laten omtrent het gebruik van de cichorei als vervanger van koffie: ‘Dat was een verdriet voor de menschen! Ze spraken dan ook van Chagrin inplaats van Cichorei. Ik heb een ouden man gekend, die zelfs zoover ging, dat hij van een pakje Sjacherijn of een pakje Verdriet sprak.’ In Walcheren maken ze het zich ook gemakkelijk: daar noemen ze de plant Hupaardje. Mevr. Heukels-de Kruyff zegt dat men van het Paardje sprak, omdat de grootste cichoreifabriek een paardje als merk had. De herkomst van zulke namen moet men door een toeval op het spoor komen.

De naam Hemelsleutel, reeds in 1514 als Hemelslotel, Hemelslotele in de Ortis Sanitatis opgenomen, is te verklaren omdat men geloofde dat een plant met zulke prachtige hemelsblauwe bloemen uit de hemel gevallen moest zijn. Ook vertelde men elkaar dat Petrus eens zijn sleutels op de aarde had laten vallen. Toen de engelen de sleutels terughaalden, groeide op de plaats waar de sleutels de grond geraakt hadden, de Cichorei.

Omtrent de namen Wegenwachter, Wegwarte, Wegenwaarte en Verwenste juffer zijn vele sagen in omloop; ook in andere landen. Het gaat in de regel om een meisje dat haar verloofde ontrouw werd en tot lering veranderd geworden in deze plant - en als voorbeeld voor alle ontrouwe meisjes, tot in eeuwigheid langs de weg moest wachten. De Wolff vertelde het zo:

Daar wacht het bleeke jufferlijn Den dag van den donkeren nacht alleen op haar hartelief aan den wege, Wegewachter, wegewachterl Zij spreekt: zelfs wen ik hier wortel sla En wachten moet tot den jongsten dag, Ik wachte op hem aan den wegen, Wegewachter, wegewachterl De zomer komt en de zomer gaat De herfstwind over de heide waait, Het bloemlijn wacht aan den wege, Wegewachter, wegewachterl Er bestaat ook nog een gedichtje met dezelfde strekking van Hans Vitter uit 1411. De naam Wegewachter heeft dus wel zeer oude papieren. Vroeger was het kruid dan ook het symbool van de trouwe liefde.

De Latijnse soortnaam intybus wil men verklaren vanuit de Latijnse woorden in: in, en tubus: buis of koker, vanwege de holle stengel. In oude handschriften komt men inderdaad de plant als Intuba tegen, anderzijds wil men de naam verklaren als zijnde afkomstig van het Griekse entomos, dat ingesneden beduidt en betrekking zou hebben op de ingesneden bladeren. In de loop der tijden heeft de Cichorei vele Latijnse benamingen gehad. In de Capitulare de villis (ca. 795) treft men haar aan onder Solsequium. Dit komt van solem sequi: de zon volgen, omdat zolang de bloem geopend is zij naar de zon gericht staat. Bij Konrad von Megenberg (1309-74) heet de plant dan ook Sonnewende. Een naam die we in de middeleeuwen ook tegenkomen en die eveneens duidt op het naar de zonzijde gewend zijn van de bloemen, is Sponsa solis, hetgeen wil zeggen zonnekruid. Beide Latijnse namen worden door von Megenberg genoemd in zijn Buch der Natur. Een en ander slaat op de lichtgevoeligheid van de bloemen, want bij donker of regenachtig weer sluiten zich de bloemen of ze blijven gesloten. Een andere middeleeuwse naam die we tegenkomen is die van Custos viarum, hetgeen vertaald luidt Wegewachter.

In de volksgeneeskunst werd de wortel als maagmiddel aangewend. Dit gebruik gaat terug tot de Ouden, die de wilde plant met azijn gemengd aten, omdat het goed voor de maag zou zijn. Het sap werd aangewend bij lever- en miltkwalen, ook werkte het probaat als de galwerking niet in orde was. Tegen hoofdpijn, nierstenen en bij ‘duyster gesicht, vlecken op de Oogen en roode ontsteken Oogen: wast de oogen dickwijls met water van cichoreybloemen gedistilleert.’ In 1682 vertelt P. Nylandt dat het kruid in de moeshoven wordt aangetroffen. Waarom de plant in de hoven werd aangeplant lezen we bij Jacob Cats in zijn Houwelich:

Hier raad ick onse vrou haer wel te willen pynen, Te maken van het huys gemeene medicynen Te queechen in den hof: Tym, Botris, Alsem Ruyt, Endivy, Cichorei en ander heylsaem kruyt.

Magische krachten werden de plant eveneens toegeschreven, want, indien men iemand buiten zijn weten en gedurende zijn slaap met boeien bindt, zo vallen deze vanzelf los, mits de slapende cichoreiwortel bij zich draagt. Verbreid was oudtijds ook het bijgeloof, dat iemand zich onzichtbaar kon maken. Hij moest dan op Sint Jacob (25 juli) met een goudstuk de wortel van een cichoreiplant uitgraven, die met witte bloemen bloeide. Voorwaar een lastige opgave.

Vroeger gold het als een wonder dat de blauwe bloemen in een mierenhoop gestoken, in rode bloemen veranderden. We weten thans dat dit veroorzaakt wordt doordat het mierenzuur de kleurverandering teweegbrengt. Maar H. Bock schreef in 1546 ‘als solten die blumen ob den ämeissen erschrecken und also in blutfarb verkert werden.’ In het Germanisch Nationalmuseum te Nürnberg hangt een paneel (uit 1487) van de schilder genaamd de ‘Meister des Augustineraltars,’ voorstellende het martelaarschap van de heilige Sebastiaan, waarop de plant goed herkenbaar voorkomt.