De temperatuurmeting is in de meteorologie gebonden aan internationaal vastgelegde afspraken. Zo moet de temperatuur worden gemeten in een zgn.
thermometerhut: een kastje met wanden, die zijn vervaardigd van dubbele jaloezieën. De hut, ook wel `Stevenson-screen' genoemd, wordt zodanig op een statief geplaatst, dat de thermometers zich op precies 1,50 m hoogte boven het maaiveld bevinden. Om te voorkomen dat bij geopende deur de zonnestraling in de hut valt, is de deuropening (op het noordelijk halfrond) naar het noorden gericht. Ook de overlappingen van de jaloeziedelen voorkomen directe instraling en bevorderen juist de ventilatie, zodat inderdaad de temperatuur van de buitenlucht wordt gemeten. Bovendien mag de thermometer bij regen niet nat worden, omdat anders door verdamping van de aangehechte druppels warmte zou worden onttrokken aan de thermometer, die dan dus een te lage temperatuur zou aanwijzen. Om een zo optimaal mogelijk langsstromen van de lucht te bereiken, wordt de hut ook nog kunstmatig geventileerd. In de hut bevindt zich een statief, waarin de volgende instrumenten kunnen worden geplaatst: een droge-bolthermometer, een natte-bolthermometer, een maximumthermometer en een minimumthermometer. Naast dit statief is er nog plaats voor de opstelling van een thermograaf en een hygrograaf.
