Zeeschepen - Ons wetboek van Koophandel onderscheidt z. en binnenschepen. Voor de eerste gelden' de bepalingen van het zeerecht (artt. 309—747 K.), voor de binnenschepen die van artt. 749—763 K. — Z. zijn die, welke de binnenwateren bevaren, welke gebruikt worden tot de vaart op zee, de binnenlandsche zeeën en de wadden daaronder niet begrepen (artt. 748, 749 K.); visschers-, loods-, reddings-, sleep- en pleiziervaartuigen zijn daarbij niet uitgesloten. Met z. worden gelijkgesteld schepen en vaartuigen, welke de rivieren en binnenwateren bevaren en tevens van buiten ’s lands komen of naar buiten ’s lands bestemd zijn.
Deze zijn echter slechts aan het zeerecht onderworpen „in het algemeen en naar de omstandigheden” (art. 748 K.), d. w. z. tenzij de toepassing niet mogelijk of niet verstandig zou zijn, ter beoordeeling van den rechter. — De wet op de Zeebrieven verstaat onder z. alle schepen, die buiten de tonnen in zee varen, uitgenomen oorlogsschepen, vaartuigen van erkende zeilvereenigingen, vaartuigen in rijksdienst, reddings- en visschersvaartuigen en binnenschepen, die bij uitzondering buiten de tonnen varen. Het Reglement tot voorkoming van aanvaring op de openbare wateren in het rijk van 18 Mei 1892, Stb. 102, noemt een zeeschip een vaartuig, bestemd om de zee te bevaren.