Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Wundt (wilhelm)

betekenis & definitie

Wundt (wilhelm) - Duitsch wijsgeer, 1832— 1920, studeerde in de natuurwetenschappen, medicijnen en filosofie, werd als assistent van Helmholtz privaat-docent en daarna prof. in de fysiologie te Heidelberg, vervolgens prof. in de filosofie te Zürich en eindelijk 1875 te Leipzig, waar hij verder gebleven is en 1879 het eerste laboratorium voor experim. psychologie stichtte, dat het model geworden is voor vele andere in en buiten Europa en waar talrijke leerlingen gevormd werden, b.v.: Münsterberg, Külpe, Ziehen, Störring, Meumann, die, gedeeltelijk in onderdeelen van hun leermeester afwijkend, zijn methode verder toepasten en in hun onderwijs verbreidden. Van hier ging ook uit: het tijdschrift Philos. Studiën (na 1905 Psychol. Studiën).

Van eminente beteekenis is W. zonder twijfel als psycholoog. De Ps. splitst zich bij hem in I. individueele Ps., die de typische voorvallen van het indiv. zieleleven onderzoekt. Hoofdwerk : Grundzüge der physiol. Ps. (1ste dr. 1874 in 2 matige deelen, nu 6de dr. 1908—11 in 3 zeer dikke deelen) en II. volkerenps., betrekking hebbend op die psychische feiten en geestesproducten van algemeen geldige waarde, „die krachtens de voorwaarden van hun ontstaan en ontwikkeling aan geestelijke gemeenschappen gebonden zijn”. Hoofdwerk: Völkerps. Bd. I en II Die Sprache (3de dr. 1911); Bd. III Die Kunst (2de dr. 1908); Bd. IV—VI Mythus u. Religion (1905—09); Bd.

VII Die Sitte. — In zijn Grundzüge wil W. de (door Weber en Fechner hoofdzakelijk voor de psycho-fysische problemen gebruikte) experimenteele methode op de geheele Ps. aanwenden. De bloote „inwendige waarneming” der oudere Ps. zonder experiment is onzeker en vaak misleidend. W.’s standpunt is een overwegend spiritualistischIdealisme, dat het psychische voor de eigenlijke werkelijkheid, het fysische daarentegen voor bloote verschijning houdt. Intusschen, beide kanten der wereld vormen een gesloten causalen samenhang. En zoo moet, althans als „empirisch postulaat” of werk-hypothese een psychofysisch parallelisme aangenomen worden. W.’s Ps. is verder actualistisch (zie ACTUALITEITSTHEORIE) en voluntaristisch (op het primaire en oorspronkelijke van den wil tegenover de voorstelling, op de activiteit, de apperceptie den nadruk leggend). In tegenstelling tot de fysische lichamen hebben de psychische processen deze eigenaardigheid, dat de samengestelde ps. producten in verhouding tot de elementen nieuwe eigenschappen vertoonen, die men niet vooraf bepalen kan. (Principe „der scheppende synthese”). In de Ps. heeft het begrip „substantie” geen geldigheid.

De naam „ziel” drukt slechts uit: de gezamenlijke innerlijke ervaring, die bestendig vervloeit. Het zieleleven gaat op in de „psychische processen”. —De eigenlijke Filosofie moet zonder voorbehoud de resultaten der afzonderlijke wetenschappen tot basis en uitgangspunt nemen. Zij moet echter niet (zooals het Positivisme) bij de ervaring blijven staan; het begripskennen wordt door zijn eigen consequentie gedreven verder te gaan. In zijn Logik (1880, 3de dr. in 3 dln. 1908) wil W. voornamelijk een methodologie der wetenschappen geven, en toont hierbij een bewonderenswaardige vertrouwdheid met de onderzoekingen der meest verschillende vakken (wiskunde, fysika, biologie, filologie, histor. wetenschappen, sociologie, ethnologie, staatsleer, economie, enz.).— Zooals op alle andere gebieden wil hij ook in zijn Ethik (1886, 4de dr. 3 dln. 1912) ervaring en speculatie verzoenen. De zedelijke geboden zijn noch starre onveranderlijke regels, noch toevallige producten van wisselende omstandigheden, maar wetmatige voortbrengselen der universeele geestelijke ontwikkeling.

Een groote rol speelt hier de heterogonie der doeleinden. — In 1889 verscheen het System der Philos. (3de dr. 1907) met een door velen niet verwachte Metafysika. W. toont zich hier vooral beïnvloed door Kant, Spinoza, Hegel, Schopenhauer, Fechner en Spencer. De diepste grond der wereld, God, moet in zijn existentie gepostuleerd worden, kan echter in zijn eigenschappen slechts als grond van het zedelijke menschheidsideaal beschouwd worden ; verder blijft hij „kortweg onbekend”. Wat de onsterfelijkheid der ziel betreft, zoo moeten alle egoïstische motieven tot het aannemen van een persoonlijke a. worden afgewezen. — Verder zijn als belangrijke werken van W. nog te noemen: Grundriss der Psych. (10de dr. 1911) en Einleiting in die Philosophie (6de dr. 1909). Zie over hem : E. König, W. W. als Psychologe und als Philosoph (Frommann’s Klassiker der Phil., deel XIII).

Wünsche (August), Duitsch theoloog en Hebraicus, geboren 1838, overleden 1913, sinds 1869 leeraar aan een meisjesschool te Dresden; talrijke werken op het gebied der Oud- en Nieuw-Testamentische en Talmoedische letterkunde : Bibliotheca rabbinica (Lpz. 1880—85, 12 dln.), Der Babylonische Talmud (Lpz. 1886— 89, 5 dln.), met Winter: Die jüdische Litteratur seit Abschluss des Kanon (Trier 1894—96, 3 dln.); gaf met Hohlfeld de litteraire nalatenschap van den philosoof Krause in het licht (27 dln.).

< >