Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Weegschaal

betekenis & definitie

Weegschaal - Toestel voor het meten van gewicnten. Kan bestaan uit een hefboom met twee gelijke armen, welke in het midden draaibaar in een gestel hangt, terwijl aan iederen arm een schaal is opgehangen: één dienende voor het te wegen voorwerp en één voor de geijkte gewichten. Een aan den hefboom verbonden wijzer dient om den horizontalen stand daarvan af te kunnen lezen. Gesteund door eenige stangetjes meer, kunnen de schalen ook boven den hefboom staan.

Bij z.g. bascules komen 1 of meer hefboomen voor, waarvan de eene arm tienmaal zoo lang is als de andere; het te wegen (zware) voorwerp werkt op de(n) korte(n) arm(en); op de(n) lange(n) arm(en) werken de eijkte gewichten; er is evenwicht, wanneer et gewicht van het voorwerp het tienvoudige is van het gewicht der geijkte gewichten. Bij andere weegtoestellen is het meetgewicht onveranderlijk van grootte, maar de hefboomsarm veranderlijk; men spreekt van een loopgewicht, dat langs den hefboom verschoven wordt. De hefboom is daarbij van een lengteverdeeling voorzien; bij de deelstrepen zijn getallen geplaatst, aangevende het gewicht, dat, op de schaal werkende, evenwicht maakt met het loopgewicht in den betrokken stand. Meestal zijn o. a. zuigelingen-weegschalen en weegbruggen, dat zijn bascules voor het wegen van spoorwegof andere voertuigen, aldus ingericht. Bovendien kan het loopgewicht voorzien zijn van een telwerk, dat, evenals de deelstrepen, onmiddellijk het gezochte gewicht uitdrukt; het ingestelde gewicht kan daarmede op een kaart gestempeld worden. Bij nauwkeurige weegschalen voor laboratoria worden, behalve de gewichtjes, die op een schaal geplaatst worden, zeer kleine schuifgewichtjes — „ruitertjes” — gebruikt. Bij deze toestellen kan het draaipunt met den hefboom en de schalen op en neer bewogen worden; zoolang er iets opgelegd of afgenomen wordt, liggen de schalen vast. Deze toestellen zijn in een glazen kast aangebracht, welke gesloten wordt bij het wegen om tocht uit te sluiten en stof te weren.

Bij brievenwegers wordt veelal toegepast een onveranderlijk gewicht, draaibaar aan een kniehefboom opgehangen, dat in werking ten ruwste overeenkomt met een arm met schuifgewicht. Minder betrouwbare weegschalen meten het gewicht aan de indrukking van een spiraalveer, welke daartoe is voorzien van een wijzer met schaal. Een soort automatische weegtoestellen bestaat uit een weegschaal en een vulkoker met sluitklep; het doorslaan van de weegschaal heeft het sluiten van de klep ten gevolge. Dit sluiten moet zeer snel geschieden en bovendien moet de weegschaal reeds doorslaan bij een kleiner gewicht van het vulmateriaal, zoodat het gewenschte volle gewicht bereikt wordt door de toevloeiing van materiaal, dat gedurende het afsluiten onderweg is tusschen klep en weegschaal. Deze weegschalen dienen voor het afwegen van telkens gelijke hoeveelheden van stoffen, als erwten, thee, suiker.

Een andere soort autom. weegtoestel bestaat uit een weegschaal met arm en loopgewicht, in verbinding met een hangspoor of dergelijke. Er worden Wagentjes van gelijk eigengewicht mee gewogen — welk gewicht is uitgebalanceerd — doordat na het oprijden het gewicht van de lading het verschuiven van het loopgewicht ten gevolge heeft. Het gemeten gewicht wordt op een weegkaart gestempeld of door middel van een wijzer zichtbaar gemaakt, in welk laatste geval meer in !t bijzonder de som van alle gewogen ladingen wordt aangewezen. Bij z.g. snelwegers wordt gebruik gemaakt van een vloeistofrem — d. i. een zuiger in een cylinder, gevuld met vloeistof, met een nauwe verbinding tusschen de beide einden —waardoor het doorslaan voorkomen wordt.