Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Vrijheidsstraf

betekenis & definitie

Vrijheidsstraf - Ons Wetb. v. Strafr. kent de volgende straffen, krachtens welke de veroordeelde van zijn vrijheid wordt beroofd: als hoofdstraffen gevangenisstraf en hechtenis en als bijkomende straf plaatsing in een Rijkswerkinrichting ; ten aanzien van minderjarigen bovendien als hoofdstraf plaatsing in een tuchtschool (art. 9 Sr.). — Gevangenisstraf is levenslang of tijdelijk. De duur der tijdel. gev.straf is ten minste één dag en ten hoogste 15 achtereen volgende jaren. Zij kan echter voor ten hoogste 20 achtereenvolgende jaren worden opgelegd in de gevallen, waarin op het misdrijf levenslange en tijdel. gev.straf ter keuze van den rechter zijn gesteld, en in die waarin wegens strafverhooging ter zake van samenloop van misdrijven, herhaling van misdrijf (zie RECIDIEVE) of het bepaalde bij art. 44 (oneigenlijke ambtsmisdrijven), de tijd van 15 j. wordt overschreden. Zij kan in geen geval den tijd van 20 jaren te boven gaan (art. 10 Sr.). — Gev.straf van 5 j. of minder wordt geheel, gev.str. van langeren duur gedurende de eerste 5 jaren in afzondering ondergaan (art. 11; zie voor de uitzonderingen CELSTRAF). — De gevangenen, die hun straf in gemeenschap ondergaan, worden verdeeld in klassen (art. 13).

Daarbij wordt hoofdzakelijk gelet op het verleden, het gedrag en het feit, waarvoor de veroordeeling heeft plaats gehad, maar tevens zooveel mogelijk rekening gehouden met den leeftijd en de mate van ontwikkeling, alsmede met den duur der straf, alles in onderling verband. De tot levensl. gev.str. veroordeelden blijven steeds van de andere gevangenen gescheiden (art. 11 K. B. van 14 Apr. 1886, Stb. 62). — De gevangenen zijn verplicht tot het verrichten van den hun opgedragen arbeid, overeenkomstig de voorschriften van artt. 12—16 van gen. K. B. (art. 14 Sr.). — Zie GEVANGENIS, HECHTENIS, VOORWAARDELIJKE VEROORDEELING, VOORW. INVRIJHEIDSTELLING.