Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Vrijheidsbeneming

betekenis & definitie

Vrijheidsbeneming - Buiten de gevallen, in de wet bepaald, mag niemand in hechtenis worden genomen dan op een bevel van den rechter, inhoudende de redenen der gedane aanhouding. Dit bevel moet bij, of zoo spoedig mogelijk na de aanhouding beteekend worden aan dengene, tegen wien het is gericht. De wet bepaalt den vorm van dit bevel en den tijd, binnen welken alle aangehoudenen moeten worden verhoord (art. 157 Grw. ; zie voor het verhoor artt. 79, 80, 98, 104 en 139 Sv.). — Wederrechtelijke vrijheidsberooving is strafbaar krachtens artt. 282 en 283 Sr., kennis van wederr. vrijheidsberooving, bij een ambtenaar, zonder dat deze daarvan aangifte doet, krachtens art. 368 Sr. — Volgens de wet van 21 Juli 1890, Stb. 127, kan tot v., bij de wet bevolen of toegelaten, met uitzondering van een woning, waarvan de toegang door den bewoner wordt geweigerd, elke plaats, waar de te vatten persoon zich bevindt of verondersteld wordt zich te bevinden, door de tot aanhouding bevoegde macht worden betreden (art. 1).

In geval van ontdekking van een misdrijf, terwijl het wordt gepleegd of terstond nadat het is gepleegd (zie HEETERDAAD), is zoolang de openb. macht niet is opgetreden, met dezelfde uitzondering ten aanzien van woningen, een ieder bevoegd genoemde plaatsen te betreden (art. 2). Zie voor het binnentreden eener woning onder HUISVREDE. — Zie ook PREVENTIEVE HECHTENIS en HABEAS CORPUS ACT.

< >