Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hechtenis

betekenis & definitie

Hechtenis - Deze kan zijn:

1) Politiemaatregel (zie PREVENTIEVE H.) en 2) Straf. Als straf kan zij zelfstandig worden opgelegd of in de plaats treden van boete of verbeurdverklaring, indien men zich niet aan die straffen onderwerpt (vervangende h.; artt. 23, 34 Sr.). H. is een vrijheidstraf van lichteren aard dan gevangenisstraf. In tegenstelling met deze wordt zij daarom wel eens, hoewel niet heel juist, als „custodia honesta” aangeduid. De tot h. veroordeelde houdt zich bezig met zoodanigen arbeid, als hij verkiest, behoudens de voorschriften van orde en tucht, gegeven overeenkomstig de bepalingen der zgn. Beginselenwet van 14 Apr. 1886, Stb. 62. Over de opbrengst van zijn arbeid heeft hij de vrije beschikking. Slechts wanneer hij in gebreke blijft zich met eenigen arbeid bezig te houden, kan hem arbeid worden opgedragen (20 Sr.). Den veroordeelde wordt, op zijn verzoek, vergund de h. in afzondering te ondergaan (19 Sr.). Door de zgn. Pistole kan hij op zijne kosten betere huisvesting, ligging en voeding verkrijgen (art. 9 Beginselenwet).

Zie ook de andere bepalingen dier wet. — H. wordt ondergaan in de huizen van bewaring (art. 3 der Gestichtenwet van 3 Jan. 1884, Stb. 3; art. 19 Sr.), behoudens het geval van art. 25 Sr. — De duur der zelfstandig opgelegde h., waartoe men kan worden veroordeeld, is ten minste één dag en als regel ten hoogste één jaar. In bepaalde gevallen mag zij echter tot één jaar en vier maanden bedragen (18 Sr.). De duur der vervangende h. is ten minste één dag en ten hoogste zooveel dagen als het maximum der bedreigde geldboete vijftallen guldens bevat, of, indien dit maximum ƒ 900.te boven gaat, 6 maanden. Die duur wordt in de rechterl. uitspraak in dier voege bepaald, dat niet meer dan één dag voor elke ƒ 0.50 der opgelegde boete in de plaats treedt. In bepaalde gevallen kan zij tot een tijd van 8 maanden worden opgelegd (23 Sr., zie ook artt. 60 en 62 Sr.). De veroordeelde kan de hechtenis ondergaan zonder den termijn van betaling der boete af te wachten. Hij is altijd bevoegd zich van de h. te bevrijden door alsnog de boete te betalen. Op het bedrag daarvan wordt de reeds ondergane h. in evenredigheid in mindering gebracht (24 Sr.). Zie voor h. in de plaats tredende voor verbeurdverklaring van (niet in beslag genomen) voorwerpen art. 34 Sr.