Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Verzet

betekenis & definitie

Verzet - 1) rechtsmiddel, waarmede hij die zich bij verstek heeft laten veroordeelen, tegen het vonnis kan opkomen. Zie voor strafzaken art. 266 Sv., voor burgerlijke zaken artt. 81 vv. Rv. Na v. wordt de zaak opnieuw behandeld door denzelfden rechter, die het vonnis wees, met dien verstande echter, dat bij kort geding niet weder de president, maar de rechtbank van de zaak kennis neemt (art. 294 Rv.). Verzet tegen uitspraken van scheidsmannen staat niet vrij (art. 641 Rv.). — Wie tegen een vonnis in burgerl. zaken in v. komt, heet opposant, zijn wederpartij geopposeerde.

2) V. door derden (derde-verzet: Fr. tierce Opposition). Derden zijn bevoegd zich te verzetten tegen een vonnis, dat hun rechten benadeelt, indien zij noch in persoon, noch wettig vertegenwoordigd, of indien zij, welke zij vertegenwoordigen, in het geding niet zijn geroepen of door voeging of tusschenkomst geen partij zijn geweest (artt. 376—380 Rv.). Ook dit v. wordt beoordeeld door den rechter, die het vonnis heeft gewezen (art. 377). Bij wettiging van het v. wordt het vonnis, indien mogelijk, alleen in zoo verre verbeterd als het de rechten van derden heeft benadeeld (art. 380).
3) Verzet van geëxecuteerde tegen executie : zie artt. 438, 477, 478 Rv.
4) Verzet tegen conserv. beslag op roerend goed in handen van den schuldenaar: zie art. 731 Rv.
5) Verzet tegen afgifte der kooppenningen: rechtsmiddel, waardoor bij executie medeschuldeischers bereiken, dat zij met den executant de opbrengst deelen. Zie voor executie van roerend goed artt. 457—461 Rv., van onroerend goed art. 636 Rv., van een schip art. 576 Rv. Bij beslag onder derden is dit verzet niet» mogelijk (art. 479, 753 Rv.), maar kunnen de medeschuldeischers ieder voor zich ook beslag leggen (art. 754 Rv.).
6) Verzet tegen ontzegeling: zie artt. 667, 668 Rv.