Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Transvaal

betekenis & definitie

Transvaal - prov. van het Britsch dominion: Zuid-Afrikaansche Unie, 286.000 K.M.2. De bevolking bedroeg in 1911 1.686.000 zielen, waarvan 420.600 blanken. In 1918 was de blankenbevolking gestegen tot 500.600. Het grootste deel der T. omvat een deel der z.g. Boerenhoogvlakte. Het Oostelijke deel bestaat uit het Noordelijke verlengde van het Drakensgebergte met den ten O. daaraan grenzenden plateautrap tot aan het Lebombogebergte.

In het Z., van de Vaal tot de lijn Lijdenburg-Pretoria, vindt men het Hoogeveld, dat tot de z.g. Kaapformatie behoort, een primaire marine afzetting uit zandsteen, leien en kalk, soms met groensteen overdekt. In het Z. komen ook leien, zandsteen en diabaas voor uit de Karrooformatie (karboon tot boven trias). Het Hoogeveld is gemiddeld 1500 M. hoog. Van de Vaal is het door een smalle strook vlak land gescheiden en stijgt dan steil op tot een golvende hoogvlakte. De Witwatersrand bestaat uit lichtgekleurden kalksteen, waarin karstverschijnselen voorkomen. Ten N. van het Hoogeveld volgt een bekken van 800-1000 M. hoogte, het Lageveld: een tamelijk vlak gebied van oude gesteenten, waaruit talrijke geïsoleerde kegelvormige bergen uitsteken. Het N. van T. is het Boschveld; daar zijn tamelijk uitgestrekte, maar weinig samenhangende bergmassas, zooals de Pilandsbergen (1378 M.), de Dwarsbergen, de Zandbergen, de Waterbergen, enz. Het Noordelijk verlengde der Drakensbergen in het O. heeft verschillende toppen boven de 2000 M., zooals den 2660 M. hoogen Mauchberg, het hoogste punt van T. In het N., in Pietersberg en de Zoutpansbergen, vormt het graniet fantastisch gevormde bergwildernissen.

De plateautrap tusschen het Drakensgebergte en de Lebombobergen wordt door talrijke rivieren doorsneden en Gebroken Veld genoemd. T. is ingesloten door twee groote rivieren, de Vaal in ’t Z., die W.-waarts en de Limpopo, die N.- en O.-waarts stroomt. De bijrivieren verliezen in den drogen tijd grootendeels haar water. — Behalve in het uiterste N., dat reeds een tropisch karakter heeft, heeft T. een subtropisch hoogvlakteklimaat, met vrij groote temperatuurverschillen. De neerslag valt grootendeels in den zomer. In Pretoria 682, in Johannesburg 755 m.M. per jaar. Het Transvaalsche hoogland is voornamelijk een grassteppe met meer of minder talrijke boomen en struiken en ook veel halfstruiken en bolgewassen. Het N., het Boschveld, is bedekt met talrijke, meest lage boomen en manshooge doornstruiken, vooral acacia’s en mimosa’s. In het Oostelijke bergland ziet men ook werkelijke wouden, die echter, ondanks hun dichtheid, met hun vele euphorbia’s een xerophiel karakter dragen.

Ook langs de rivieren komt meer boomgroei voor. De oorspronkelijke negerbevolking behoort hoofdzakelijk tot het Bantoevolk der Beetsjoeanen. In het Z.O. wonen ook Zoeloes. De blanken zijn verdeeld in de Afrikaanders (Boeren) van Nederlandsch-Fransche afkomst, die een Nederlandsch dialect spreken, de vroegere heerschers van het land en de door de goudmijnen in aantal sterk toenemende Uitlanders, waarin het Engelsche element overweegt. In 1911 waren er ± 147.000 Boeren op een blanke bevolking van 421.000. Zij bewonen hoofdzakelijk het platteland, terwijl de Uitlanders de steden in de buurt der goudvelden bewonen. Verder wonen er nog 48.805, die tot andere gekleurde rassen dan tot de negers behooren, o. a. Chineezen. In 1911 waren van de blanken 367.000 Protestant (204.000 behoorden tot de beide Nederlandsche kerken), 22.000 Katholiek en 26.000 Joden.

Ofschoon een groot deel van het land, mits met behulp van irrigatie, voor landbouw geschikt zou zijn, is deze geen hoofdmiddel van bestaan. De irrigatie maakt gebruik van windmotoren. Verbouwd worden vooral maïs en tabak, in het Z.O. ook vruchten, b.v. perziken en abrikozen. De negers verbouwen gierst (kafferkoren). In de lagere deelen van het N.O. en O. kunnen ook tropische producten, als bataten, aardnoten en suikerriet verbouwd worden. Veel belangrijker dan de landbouw, is de extensieve steppeveeteelt der Boeren. De boerderijen („plaatsen”) zijn hier 3000 tot 5000 H.A. groot. De grond is eigendom der blanken, waarbij de inboorlingen als knecht in dienst zijn. ± 12.100.000 H.A. worden als weiland gebruikt.

Schapen, runderen, geiten, ezels, paarden, muildieren, struisvogels. Den grootsten rijkdom van T. vormen de mineralen. Het is het voornaamste goudland van de aarde; in 1918 werd er voor £ 35.769.000 gewonnen. De voornaamste goudvelden liggen in den Witwatersrand, verder bij Pietersburg, bij Lijdenburg en de „De Kaapsvelden” bij Barbertown. Verder worden er gewonnen: steenkool, koper, tin, diamanten, zout. In 1918 was er 4253 K.M. spoorlengte. Buiten de spoorwegen gaat het verkeer nog grootendeels met behulp van ossenkarren en muildierwagens. De voornaamste plaatsen zijn de goudstad Johannesburg en de hoofdstad Pretoria. — Geschiedenis; zie ZUID-AFRIKAANSCHE REPUBLIEK en ZUID-AFRIKA (UNIE VAN).