Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Texel ook tessel

betekenis & definitie

Texel ook tessel - gem. en eiland in N.-Holl. De grootste lengte bedraagt 22 K.M. en de breedte ± 8 K.M.; oppervl. 19.000 H.A. Het eil. is in geologisch opzicht zeer merkwaardig, daar er velerlei grondsoorten in voorkomen: o. a. diluviaal grind en leem. De overhand heeft de zandgrond: in ’t W. en ’t Z. (waar men duinen vindt) en in ’t midden; verder zeeklei in ’t N.O. (de polder Eierland) en in ’t Z. (de Prins Hendrikpolder) en eindelijk eenige streken met laagveen (in ’t midden en in ’t Z.W.). Evenzoo zijn de flora en de vogelwereld er merkwaardig; het eiland wordt dan ook druk door natuurliefhebbers bezocht. Langs de geheele O.-kust loopt een dijk, om ’t lage deel tegen overstrooming te beschermen.

In ’t midden van T. tusschen Den Burg en Oudeschild vindt men een heuvel, ’t Bergje geheeten, die zich 15 M. boven A.P. verheft, en een ruim vergezicht oplevert. In ’t geheel zijn er 30 polders en poldertjes. Het eil. telt 7000 inw., die aan landbouw, veeteelt (schapen) en vischvangst doen. Men vindt er de dorpen: Den Burg, Oudeschild, Den Hoorn, Oosterend, De Waal, De Koog en Cocksdorp. Den Burg was eertijds een stadje, waarvan de muren niet lang geleden gesloopt en de grachten gedempt zijn; in het tegenwoordige Weeshuis werd in 1203 gravin Ada gevangen gehouden.

Te Oudeschild, de aanlegplaats van ’t eiland, vertoefde De Ruijter gaarne; ’t logement heet nog „De Zeven Provinciën”, naar ’t admiraalschip. In de 19de eeuw was het Loodswezen te Den Hoorn gevestigd; maar de haven ten Z. van ’t dorp is verzand en daarom het loodswezen naar het Nieuwediep overgebracht. Het dorp Ouden Hoorn, ten Z. van Den Hoorn, bestaat niet meer; het werd door de W.-Friezen verbrand; men vindt er nog puinresten van. De Koog is een kleine badplaats. In het uiterste Z.O. is het watervliegtuigenkamp der Marine: de Nok.

Geschiedenis. Sedert de 9de eeuw wordt de gouw Texla vermeld, die zich ver Z.-lijk en Z.O.-lijk van het tegenwoordige T. uitstrekte, voor een groot deel later overstroomd gebied. Godfried de Noorman heeft over haar geheerscht. De eerste Hollandsche graven worden uitdrukkelijk, o. a. in een keizerlijk diploma van 985, als heeren over de gouw T. erkend; in een deel ervan, niet het eiland, bood de W.-Friesche bevolking lang weerstand. Later, sedert einde 12de eeuw werd T., allengs in omvang door de Zuiderzee beperkt, in onderleen gegeven aan de heeren van Beaumont. Beteekenis heeft het eiland gekregen in de 17de eeuw door zijn uitstekend beschermde reede, waar de retourvloten binnenkwamen. Onder het Fransche bewind heette een departement Tessel.

Zeer belangrijk is de uitbreiding van het eiland geweest, begunstigd door het feit, dat hier de duinen zijn toegenomen en in ’t O. aanslibbing plaats had. Het onbewoonde duineilandje Eierland, ten N., is in 1629-30 met T. verbonden, maar de aanwassen daarachter zijn eerst na 1835 bedijkt. Ook in ’t Z.O. is land aangewonnen en in den laatsten tijd sterk in ’t Z.W., waar het Noordergat verzandde en het hoogste deel der Haaksgronden, de z.g. Onrustplaat, daardoor met T. één is geworden. Ter bescherming der duinen heeft het Staatsboschbedrijf veel aangeplant. Litt.: H. Kleinkemm, Die Insel Texel (dissert.), Giessen, 1909.

< >