Tamarindus - plantengeslacht van de familie der Leguminosen-Caesalpineeën, met slechts één soort T. indica, de Tamarinde, een boom, die inheemsch is in trop. Afrika, maar thans in alle tropische streken wordt gekweekt. De boom heeft evengevinde 10—20-jukkige bladeren, bruinroode bloemen en niet-openspringende, tot 20 c.M. lange peulen. Deze bestaan uit een dunnen, harden buitensten vruchtwand en een holte, die door dwarse, dunne tusschenschotten in 4—12 kamertjes is verdeeld.
Elk kamertje is opgevuld met vruchtmoes en bevat één zaad. Dit vruchtmoes komt in den handel als een deegachtige, zwartbruine massa, vermengd met de zaden en een aantal vezels. De reuk is eigenaardig zuur-zoet, de smaak vrij sterk zuur. Men gebruikt de ruwe moes, die o.m. appelzuur, wijnsteenzuur en citroenzuur bevat, in de geneeskunde om er een laxeermiddel uit te bereiden. Verder ook veel in Indië voor het maken van limonade-stroop, verschillende versnaperingen, enz. De boom wordt in Indië zeer veel langs wegen aangeplant. Het zwarte kernhout is zeer hard en doet aan ebbenhout denken. Men maakt er verschillende voorwerpen van.