Spectroscoop - Instrument, met behulp waarvan een spectrum kan worden waargenomen. Het bestaat uit een collimator, voorzien van een objectief, in welks brandpunt een verstelbare spleet is aangebracht, en een kijker, voorzien van objectief en oculair, terwijl tusschen collimator en kijker zich de inrichting bevindt, die het spectrum tot stand brengt. Op de spleet van den collimator wordt èen beeld ontworpen van de te onderzoeken lichtbron; het hiervan afkomstige licht treedt evenwijdig uit het objectief van den collimator, ondergaat dan een dispersie, waarna het gedispergeerde, evenwijdige licht op het objectief van den kijker valt, door welks oculair het spectrum wordt waargenomen. De as van den kijker kan in een horizontaal vlak over een willekeurigen hoek t. o. v. de collimatoras gedraaid worden, teneinde bij grootere dispersie de verschillende deelen van het spectrum achtereenvolgens te kunnen waarnemen. De dispersie van het uit den collimator tredende licht wordt verkregen met behulp van een of meer prisma’s, of wel een buigingsrooster.
Soms bevindt zich aan een s. een inrichting, waardoor het prisma gedraaid wordt over een hoek, die de helft bedraagt van den hoek van draaiing van den kijker; aldus wordt bereikt, dat de deviatie van den lichtbundel voor elke golflengte een minimum is, wanneer dit minimum voor een bepaalde golflengte is ingesteld. Een dergelijke inrichting is ook voor meer dan één prisma toe te passen. Collimator en kijker kunnen ook in één buis worden vereenigd ; wanneer zulks het geval is, spreekt men van autocollimatie ; er moet dan een spiegel worden aangebracht om de lichtstralen terug te kaatsen in een richting, bijna samenvallende met de oorspronkelijke. Toepassing van autocollimatie brengt eenige vereenvoudiging bij de constructie van den s., waar echter ook nadeelen tegenover staan.
Voor het onderzoek van spectrale bijzonderheden, waarvoor een zeer groot oplossend vermogen van den s. noodig is, wordt veelal gebruik gemaakt van interferentieverschijnselen bij groote gangverschillen. In de eerste plaats berust hierop de echelon-spectroscoop, bestaande uit een aantal (b.v. 10 tot 30) glazen platen van volkomen dezelfde dikte (1 a 2 c.M.), die op de wijze van een trap achter elkaar zijn gerangschikt. Valt hierop een bundel licht, bestaande uit een smal gebied van golflengten, dan ondergaat dit licht tengevolge van buiging en interferentie een zeer sterke dispersie, en ontstaan een groot aantal buigingsspectra, op zeer kleine afstanden van elkaar verwijderd. Tengevolge van deze laatste omstandigheid moet de in den echelon-spectroscoop vallende lichtbundel slechts een eng spectraalgebied omvatten, daar anders de verschillende spectra elkaar bedekken. Verder worden voor hetzelfde doel verschillende instrumenten gebezigd, die den naam interferometers dragen.