Scorel - (Jan van), geboren te Scorel bij Alkmaar 1495, gestorven 1562 te Utrecht, N.-Nederlandsch historie- en portretschilder, Vicarius van het kapittel van St. Jan te Utrecht. De eerste biograaf van Jan van Scorel is Carel van Mander, die in dit geval een vrij betrouwbare bron blijkt te zijn. S. heeft geleerd bij Jacob Cornelis van Oostzanen en kwam onder invloed van Jan Gossaert van Mabuse, die toen te Utrecht was, 1517—1518.
Later trok hij naar Italië, hield zich onderweg op in Keulen, Spiers, Straatsburg, Basel, Neurenberg en in Carinthië, waar hij langen tijd vertoefde bij een Graaf Frangipani, voor wien hij in zijn slotkapel te Falkenstein bij Obervellach een drieluik schilderde. Dit stuk is bewaard en het is het vroegste werk, dat wij van S. kennen (1519). Daarna trok hij naar Venetië, waar hij sterk onder invloed kwam van Palma Vecchio en scheepte zich daar in voor het Heilige Land. Op zijn terugreis bezocht hij ook Rome, waar Paus Adriaan VI juist Paus Leo X was opgevolgd. S. werd tot conservator van „het heel Belvider” benoemd en schilderde het portret van Paus Adriaan, doch keerde in den herfst van 1524 naar Nederland terug. Uit de volgende jaren dateeren de bekende reeksen portretten der Jeruzalemvaarders (Centraal Museum te Utrecht en Frans Hals Museum te Haarlem), waardoor hij de grootste bekendheid verwierf. In 1529 vestigde S. zich voorgoed te Utrecht en uit dit jaar dateert het fijne geestige portretje van Agatha van Schoonhoven (Rome, Galleria Doria). Uit zijn verdere levensbeschrijving blijkt voorts, dat hij in 1540 in Frankrijk was en in 1541 in Breda werkte.
Het groote drieluik in de kerk, voorstellende de Vinding der drie kruisen op Golgotha door de keizerin Helena, is stellig uit zijn werkplaats afkomstig. Het blijkt ook, dat S. als architect werkzaam was ; hij heeft een oxaal ontworpen voor de kerk van St. Marie te Utrecht, doch hier is niets meer van over, en in 1549 leverde hij een plan voor een havenaanleg te Harderwijk. Uit zijn later leven zijn evenwel minder portretten van hem bekend, hoewel hij door de tijdgenooten zeer werd geroemd. Hem is in dien tijd een groot altaarstuk opgedragen voor de Nieuwe Kerk te Delft, doch dit is in don Beeldenstorm verloren gegaan.
Juist door het ontbreken van de latere werken kan men zich van S. geen volledig beeld maken, hoewel misschien voor het nageslacht zijn vroege portretten om hun groote technische vaardigheid en naturalistische opvatting van de grootste waarde zijn. S. overleed in December 1562 te Utrecht, Met hem wordt als het ware de groote periode der N.-Nederlandsche primitieve schilderkunst beëindigd, maar zij eindigt met dezen kunstenaar in vollen bloei en reeds ongemerkt zich vervormend tot den uit Italië komenden op klassieke basis gegronden Romanistischen stijl van het midden der 16de eeuw. Litt. en opgave zijner werken allereerst bij Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon, maar herzien en verbeterd in het belangrijke opstel van Dr. G. J. Hoogewerff in „Onze Eeuw” , waar ook de bronnen worden vermeld.