Schildluizen - Coccina, een onderorde der Gesnavelde insecten. Leven op vele planten, vooral kasplanten. Uit de eieren ontstaan normaal ontwikkelde larven, die zich op een plant vastzuigen om deze nooit meer te verlaten, tenminste de wijfjes. Met den groei dezer larven gaat bij de wijfjes tevens reductie van pooten, sprieten, geledingen, enz. gepaard, zoodat zij spoedig vrijwel onherkenbaar worden.
Tevens wordt uit wasklieren een stof afgescheiden, waaruit een rugschild ontstaat, waaronder het dier verborgen zit. Onder dit schild worden ook weder eieren gelegd. Uit de manlijke individuen echter worden na volkomen gedaanteverwisseling normale mannetjes gevormd ; deze hebben lange sprieten en goed ontwikkelde glasachtige voorvleugels; de achtervleugels zijn gereduceerd; het zijn zeer teere dieren met gereduceerde monddeelen, die geen voedsel opnemen en alleen leven om de wijfjes te bevruchten. In de ontwikkeling komen trouwens groote verschillen voor. In ons land komen 13 soorten voor op vruchtboomen, oleanders, kas- en serreplanten, enz. Alle zijn zeer schadelijk door het zuigen van plantensappen. Zeer bekend zijn de Cochenille-sch., de gomlaksch. en de San Jozésch.