Roer (scheepv.) - inrichting aan een schip om dit van richting te doen veranderen of de gewenschte richting te doen behouden. Het is achter aan het schip opgehangen en draaibaar om den roerkoning, waaraan de stuurinrichting gekoppeld is. De grootte van het roer wordt bij een oorlogsschip ongeveer 1/50 van het ondergedompelde deel van het raam van kiel en stevens genomen. Naar den vorm van het roerblad en de plaats van den roerkoning worden de roeren onderscheiden in gewone roeren, evenwichtsroeren en vleugelroeren.
De eerste soort, waarbij de roerkoning geheel vóór aan het roerblad geplaatst is, komt voornamelijk nog slechts op oudere en minder snel varende schepen voor, aangezien de kracht om deze roeren bij groote vaart aan boord te leggen, te groot zou zijn. Men past daarom bijna algemeen evenwichtsroeren toe, waarbij ongeveer ⅓ van het blad vóór den koning uitsteekt en dus het draaien bevordert. In sommige gevallen, n.l. wanneer het blad door de geringe hoogte te lang zoude worden, gebruikt men een vleugelroer, zijnde een combinatie van de beide vorengenoemde. Het bovengedeelte hiervan is een gewoon roer, terwijl het ondergedeelte evenwichtsroer is.