Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Raaigras

betekenis & definitie

Raaigras. - Verschillende raaigrassen zijn voor de cultuur van beteekenis. Het Engelsch raaigras (Lolium perenne) is een overblijvend ondergras, dat zich vroeg ontwikkelt en tot laat in den herfst blijft doorgroeien. Niettegenstaande zijn officieelen naam (raai is afgeleid van den Eng. plantkundige Ray) is het een volkomen inlandsch gras. Hoe vaker gemaaid of afgeweid, hoe meer het uitstoelt en door de ontwikkeling van vele bladeren medewerkt tot het vormen van ondergras.

Door zijn korte bovenaardsche uitloopers vormt het bij voldoend dichten stand een dichte zode. Eng. r. groeit op alle grondsoorten, die niet te droog zijn; het is zeer dankbaar voor een sterke bemesting. Het behoort tot onze allerbeste grassen en vormt van onze uitstekende, blijvende weiden dikwijls het hoofdbestanddeel der zode. — Een variëteit is het Pacey’s gras (Lol. per. tenue), dat minder forsch groeit en aanbevolen wordt voor grasperken, tennisbanen, enz. ter verkrijging van een bijzonder dichte en fijne zode. — Het Italiaansch raaigras (Lolium italicum) is veel forscher dan Eng. r. Het is te herkennen aan zijn lichtgroene kleur en door het bezit van kafnaaldjes. Het vormt meer halmen, minder bladrozetten, is dus meer bovengras. Het groeit zeer snel en komt reeds in ’t eerste jaar tot volle ontwikkeling. Een tweede of derde gebruiksjaar loont de moeite meestal niet. Het is daarom niet geschikt voor blijvend grasland, daarentegen uitstekend voor tijdelijke, 1- of 2-jarige kunstweiden. Op vruchtbare, sterk bemeste gronden kan het enorme opbrengsten leveren.

Het wordt voor dit doel dikwijls gemengd met roode klaver uitgezaaid. Het door de cultuur eenjarig geworden Westerwoldsche r. is een variëteit van het Ital. r. Deze variëteit groeit onder gunstige omstandigheden nog sneller en brengt nog meer op. — Vrij zeldzame raaigrassen zijn verder nog het bedwelmend r. of dolik (Lol. temulentum) en het vlasr. (Lol. linicolum), welke als onkruiden resp. in graanakkers en in vlas voorkomen. — Ten onrechte wordt het lang havergras (Arrhenatherum elatius) ook in den regel Fransch raaigras genoemd. De echte raaigrassen zijn aargrassen, Fransch r. daarentegen behoort tot de pluimgrassen. Het is een zeer hooggroeiend bovengras en groeit snel. Het wortelt diep, is daardoor goed tegen droogte bestand, doch eischt een diep lossen, vruchtbaren bodem.

Fransch r. is beter geschikt voor maaien dan voor weiden. De cultuurvorm houdt in den regel niet langer dan 3-5 jaar stand. Om al deze redenen is het gras meer geschikt in mengsels voor kunstweide dan voor blijvende graslanden. Overigens duurt de wilde vorm in onze graslanden en langs wegen langer, doch is minder productief.