Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Quinet (edgar)

betekenis & definitie

Quinet (edgar) - geb. 1803 te Bourg (dep. Ain), neemt een voorname plaats in onder de Fransche geschiedschrijvers en publicisten der 19de eeuw door zijn groote kennis van het buitenlandsche, vooral Duitsche geestesleven. Hij studeerde te Heidelberg; zijn eerste vrouw was een Duitsche predikantsdochter; zijn eerste werk van beteekenis was een vertaling van Herder’s Ideen zu einer Philos. der Gesch. der Menschheit, met uitstekende inleiding (1827-28). Van de wetenschappelijke expeditie naar Morea, 1830, maakte hij deel uit; de resultaten beschreef hij in La Grèce moderne (1832).

Vervolgens werkte hij aan onderwijsinrichtingen en periodieken; zijn republikeinsche gevoelens waren hem lang een hindernis voor een professoraat, dat hij eerst in 1839 te Lyon, in 1842 aan ’t Collège de France te Parijs verwierf. In Duitschland was hij een vriend van het Protestantisme geworden; de bekende Jezus-biografie van Strauss had hij in 1838 scherp bestreden (Examen de la vie de Jésus de M. Strauss); zijn werk Allemagne et Italië (I 1839, II 1846) getuigt van groote kennis der landen en sympathie voor ’t nationale streven daar. Sterk bestreed hij den ultramontaanschen invloed; met Michelet gaf hij in 1844 Les Jésuites in ’t licht; zijn Génie des religions beschouwt den godsdienst, bij voorkeur den Protestantschen, als een steun der maatschappij. Daar hij de politiek niet buiten zijn colleges wilde houden, vond de regeering, door de reactionairen aangedreven, daarin aanleiding Q. in 1846 te ontslaan. Het volgend jaar werd hij afgevaardigde, lid der oppositie en na de Februari-revolutie lid der Nation. Verg. In dit jaar verscheen zijn Révolutions d'Italie. Hij trad op als liberaal republikein, bestreed de expeditie naar Rome en de politiek van president Napoleon, vooral in de Législative, waar hij den staatsgreep voorspelde.

Na dezen werd hij verbannen, begaf zich eerst naar Brussel, waar zijn Marnix de St. Aldegonde et la fondation de la République des Provinces-Unies verscheen (1854), waarin het aandeel van Marnix wel overdreven wordt. Later woonde hij te Veytaux, Waadtland, weigerend van de amnestie gebruik te maken. In dezen tijd verschenen zijn Histoire de la Campagne d'1815 (1862), La Révolution française (1865), een zeer onpartijdig werk, dat hem met radicale republikeinen in strijd bracht, en France et Allemagne (1867), dat zijn landgenooten het nieuwe Duitschland voor oogen stelde. Na den val van ’t keizerrijk keerde Q. in zijn land terug, werd hersteld in zijn professoraat (honorair) en lid der Nation.

Verg. Hier behoorde hij tot de republikeinsche minderheid, bestreed de vredespreliminairen krachtig wegens de annexatie van Elzas-Lotharingen tegen den wil der bewoners en gaf nog eenige geschriften in ’t licht: La République (1872), l'Esprit nouveau, die, ondanks de heerschende reactie, een sterk vertrouwen in de toekomst der republiek en democratie uitspreken. Hij overleed in 1875 te Versailles. Zijn tweede vrouw (een Roemeensche) gaf zijn autobiografie uit: Le Livre de l’Exilé en later E. Q. avant l’exil (1887); E. Q. depuis l’Exil (1889) en Michelet et Quinet, Cinquante ans d’amitié (1899).