Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Probus

betekenis & definitie

Probus. - 1) Marcus Aurelius, Romeinsch keizer van 276—282, geb. 232 te Sirmium in Pannonië, werd als opperbevelhebber in het O. na den dood van keizer Tacitus door zijn troepen te Emesa tot keizer uitgeroepen. De senaat erkende P., die terstond begon met de grenzen des rijks krachtdadig tegen de aanvallen der Barbaren te beschermen. Om den ontvolkten grensprovinciën een bevolking te geven, deed hij 297 in Moesië en Thracië groote massa’s Barbaren vestigen, die gemakkelijk geromaniseerd werden; ook droeg hij bijzondere zorg voor de bebouwing van den grond.

Zoo hief hij het oude, alleen het voordeel van Italië beoogend verbod op, van het aanplanten van olijfboomen en den wijnstok en riep daardoor den olijfbouw in Provence en den wijnbouw in Gallië, aan den Rijn en in Pannonië in het leven. De gestrengheid, waarmede hij de soldaten tot nuttige werken van deze soort dwong, deed een muiterij onstaan, waarbij hij het leven verloor.

2) Marcus Valerius, beroemd Rom. grammaticus, uit Berytus in Syrië; zijn bloeitijd valt onder Nero; op de wijze der Alexandrijnsche geleerden behandelde hij de voornaamste Rom. dichters, zooals Lucretius, Vergilius, Horatius, Persius, op critische manier. Van zijn studiën over Vergilius is wellicht het een en ander bewaard gebleven in den zijn naam dragenden commentaar op de „Bucolica” en „Georgica”; voorts uit een commentaar op Persius, diens levensbeschijving, en van zijn werk De notis een de juridische afkortingen bevattend uittreksel.