Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Passaat- of woestijnstof

betekenis & definitie

Passaat- of woestijnstof - In den N. A. Oceaan vindt men vanaf de N.W. kust van Afrika tusschen 28° en 14° N.B. een gebied, dat zich eenigszins waaiervormig naar het W. en Z.W. uitbreidt tot 40° W.L. en op 30° W.L. tusschen 25° en 5° N.B. ligt, waarin dikwijls maar vooral in den winter en in het voorjaar uiterst fijn, poedervormig, zand neervalt, hetwelk de schepen en het tuig met een roodbruine of donkerbruine, soms cacaokleurige laag overdekt. Dit verschijnsel komt veel voor, indien de passaat uit O.N.O.-O. waait, in plaats van uit het N.O., en duurt soms weken achtereen. De hemel is zóó ondoorzichtig,dat men met het onbeschermde oog de zon als een roodbruinen of mat gelen bol ziet. In Ann. der Hydrographie en Mar.

Met. 1909 vindt men de volgende verdeeling over het jaar: Wij hebben dus een scherp winter- en een flauw zomermaximum. Voor het wintermaximum wordt aansprakelijk gesteld de Harmattan, een O.N.O.-wind in het binnenland en aan de N.W.-kust van Afrika, die geleidelijk in den N.O.-passaat overgaat en uit de Sahara in de benedenlagen der atmosfeer, het stof meevoert. De Harmattan wordt veroorzaakt door een uitbreiding over Z.W.-Europa en N.W.-Afrika van het Atlantisch- of Azoren-hoog; aangezien dit een verschijnsel is, dat zich niet elken winter geregeld voordoet, is het duidelijk, dat ook het woestijnstof niet elk winterseizoen wordt waargenomen. Komt de passaat uit een richting tusschen N.O. on N., hetgeen geschiedt als het A.-hoog Westelijker ligt, dan verdwijnt het stof, omdat de aanvoer ophoudt. In den zomer ontbreekt bovengeschetste reden geheel, maar dan wordt het stof veroorzaakt door de „Dschani”, buitengewoon heete en heftige Z.W. zandstormen aan de Z.-zijde der Sahara, dus waarschijnlijk voortzettingen van den Z.W.-moesson, in het binnenland. Deze voeren het zand tot groote hoogte op, vanwaar het door den aldaar in de bovenlagen heerschenden Oostelijken wind teruggevoerd wordt naar het Westen en den Atlantischen Oceaan. In overeenstemming met het laatstgenoemde is de groote veelvuldigheid van zandstormen in de zomermaanden in de Roode Zee. Hierbij springt de wind, vóórdat het zand of stof begint te vallen, naar het Westen, zoodat nu het zand, evenals met de Harmattan, niet door de bovenlagen, maar door de onderlagen der atmosfeer wordt aangevoerd.

Een volkomen gelijksoortig verschijnsel treedt op in den O.-I. Archipel tijdens den z.g. O.-moesson en wel het sterkst over Java en de kleine Soenda-eilanden. Over die eilanden waait dan een Z.O.-wind, die ook al over het binnenland van Australië is gestreken en groote stofmassa’s vandaar aanvoert. Dit stof vermindert de doorzichtigheid van de atmosfeer aanmerkelijk, zooals blijkt uit scheepswaarnemingen en uit de systematische waarneming van uit het Kon. Magn. en Met. Observatorium te Batavia van de Salak en de Gedeh. Het zichtbaarheidscijfer volgens een schaal 0-10 bedroeg in Aug. en Sept. (Oost-moesson) 1-0, in Dec. en Jan. (West-moesson) 4.2-4.5.