park
...
Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press
Muiswerk Educatief (2017)
park - zelfstandig naamwoord 1. grote tuin waar iedereen mag komen ♢ we gingen wandelen in het park Zelfstandig naamwoord: park het park de parken het parkje
Fink (1998)
Terwijl de tuin (zie ‘Tuin’) ons innerlijk symboliseert dat we willen beschermen, wijst het park op ons uiterlijk. Wie dus in een park wandelt, wil door andere mensen op een bepaalde manier worden gezien en zich dienovereenkomstig gedragen. Soms duidt het droombeeld van het park er ook op, dat we ons ongedwongen willen bewegen en eindel...
Oosthoek (1984)
afgeperkt terrein met een natuurlijke of een kunstmatig aangelegde begroeiing, die men probeert in stand te houden. In steden, dorpen en rond kastelen of landhuizen is meestal een volgens plan aangebrachte begroeiing van bomen, plantsoenen en gazons aanwezig, waarin zich ook paden en vijvers bevinden. Dergelijke parken zijn er voor de verfraaiing v...
Walter De Clerck (1981)
(Baby)box. Grote keus wiegen, kinderwagens, bedjes, parken, autostoelen, buggy’s, Weekbode 24/6/1977. Te koop: kinderwagen, wieg en park, Klokske 27/4/1978. Ook o.a.: Boom 3/12/1976. Sam.: kinderpark (Gent 12/8/1976, p. 12. Rechthoekige kinderparken in netwerk, Centrumblad 12/1/1977, p. 15. Klok...
J. van Donselaar (1936)
I.zn., stadslicht, parkeerlicht (van een auto e.d.). - Zie ook: bright. II.Het Park, naam van een sociëteit (de instelling en het gebouw) te Paramaribo. Er zijn bepaalde groepsverbanden die vooral in Paramaribo een eigenaardige politieke rol spelen. Een daarvan is de Buitensociëteit ‘Het Park', waarvan het lidmaatschap een sta...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: