Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Oraon

betekenis & definitie

Oraon - in hun eigen taal Khoeroekh, is een Drawidische volksstam in ’t Z. der prov. Khota Nagpoer, Vóór-lnd., Westel. van Calcutta, (1901) 592.000 inw., met inbegrip van elders werkzame O. Zij leven te midden van Köl-stammen (Santal of Moenda) en zijn vaak tot deze gerekend, maar lichamelijk vertoonen zij het Drawida-type: zeer donker, wollig haar, terwijl hun taal ook dit karakter draagt, al is hierin zoowel als in hun gebruiken veel van de Kols overgenomen, zoo b.v. hun aanbidding der zon (Dharmi). Hun indeeling in stammen berust op exogamisch totemisme. Zij woonden vroeger Zuidelijk; hun taal is met het Kanareesch het meest verwant.

Het zijn vreedzame landbouwers, in welk bedrijf zij goed ontwikkeld zijn (de ploeg is door hen in die streken gebracht) evenals de andere Kol-volken en, gaan als dezen veel buiten hun land werken, op prijs gesteld wegens vlijt en betrouwbaarheid. Ook bij hen heeft de Protestantsche (Deensche, Duitsche, Eng.) zending goede vorderingen gemaakt. Litt.: F. Hahn, Einf. in das Gebiet der Kolmission (Gütersloh, 1907); F. Bradley-Birt, Chota-Nagpore (Londen 1903, 2nd. ed. 1911); Baines, Ethnogr. of India.

< >