Calcutta - tot 1911 hoofdstad van EngelschIndië, sedert vervangen door Delhi; hoofdpi. van Bengalen, gelegen onder 22° 34' N.Br. en 88° 24' O.L.; 1.222.300 inw., waarvan 65% Hindoes, 30% Mohammedanen, 4% Christelijke inboorlingen, 1 % Europeanen. Het eigenlijke C. ligt aan den linkeroever van den Hoogly of Bhagirathi genoemden mondingsarm van den Ganges. ’t Is de hoofdmondingshaven van het Gangesgebied, en heeft belangrijke spoorwegverbindingen met alle deelen van Vóór-Indië. ?t Is de voornaamste handelsstad van EngelschIndië. De stad bestaat uit twee deelen, n.l. de „Zwarte Stad”in het N., met nauwe stegen, lage, vuile, leemen hutten, waar de inboorlingen wonen, en de „Witte Stad” in het Z. met ruime pleinen, indrukwekkende openbare gebouwen, waaronder het paleis van den gouverneur, het Stadhuis, musea, kerken, bankgebouwen, scholen (o. a. de Universiteit), sterrenwacht, botanische tuin (in de voorstad Howrak, 180.000 inw., aan den rechter Hoogly-oever). Gem. temp. in de stad 25,7° C; koelste maand, Januari, 18,4°, warmste, Mei, 29,5°, terwijl maxima van meer dan 40° voorkomen.
De jaarlijksche regenval bedraagt 1665 m.M.; hiervan vallen van Mei tot September 1379 m.M. Dan is het in C. dus heet, nat en ongezond, zoodat wie kan, in dien tijd een beter klimaat opzoekt. In 1689 werd ongeveer op de plaats van C. een factorij van de Eng. OostIndische Compagnie gesticht, doch nog in 1700 was de toen Gowindpoer genoemde plaats slechts een armoedig visschersdorp. Pas in 1773, toen C. de zetel werd van den Eng. GouverneurGeneraal, kreeg de plaats beteekenis en breidde zich snel uit.