Onderwijs in ned. indië - Volgens het algemeen verslag van het onderwijs over 1918 omvatte het lager onderwijs in Indië 466 scholen met het Nederlandsch als voertaal, 10.217 scholen met een Inlandsche taal als voertaal en 15.746 bijzondere Chineesche en Inlandsche godsdienstscholen. De bevolking der beide eerstgenoemde scholen was op 31 Dec. 1918: 28.455 Europeesche leerlingen, 771.473 Inlandsche leerlingen en 11.112 vreemde Oosterlingen. Daarbij komt een bevolking van 463.885 kinderen der laatstgenoemde categorie scholen.
In deze cijfers zijn niet begrepen de leerlingen der dèsa-scholen (de zoogenaamde volksschool), welke tak van onderwijs onder het binnenlandsch bestuur ressorteert. — Aan de gouvernements en bijzondere lagere scholen waren werkzaam 1819 Europeesche (onder welke 1036 vrouwelijke) en 11.289 (onder welke 151 vrouwelijke) Inlandsche leerkrachten. — Het voortgezet en vakonderwijs omvatte ultimo 1918 135 scholen met 613 Europeesche en 213 Inlandsche leerkrachten en 4834 Europeesche, 6160 Inlandsche en 537 andere dan Europeesche en Inlandsche leerlingen, in totaal 11.531 leerlingen. — Het aantal inlandsche en Chineesche leerlingen op de openbare Europeesche lagere scholen steeg in de periode 1884—1918 respectievelijk van 700 tot 4900 en van 300 tot 1300. — Het aantal leerlingen der Hollandsche-Inlandsche scholen steeg in de jaren 1912—1918 van 16.000 tot 22.500. — Op ultimo 1918 telden de gouvernements hoogere burgerscholen met 5-jarigen cursus te zamen 1943 leerlingen, te weten 1364 jongens en 579 meisjes. Het aantal Inlandsche leerlingen dezer hoogere burgerscholen bedroeg 97 en dat der Chineesche leerlingen 184.