Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Omnibus

betekenis & definitie

Omnibus - (Lat.: „voor allen”), groote rijtuigen, die op een bepaalden tijd en in een bepaalde richting personen vervoeren. Reeds onder Lodewijk XIV kwam in 1662 de instelling der z.g. „carrosses a cinq sous” tot stand, die zich evenwel niet lang staande kon houden. De eigenlijke omnibusdienst nam in 1823 te Parijs een aanvang, werd te Londen in 1829 nagevolgd en verbreidde zich verder over alle beschaafde landen. Te Amsterdam kwam hij in 1839 tot stand.

< >