Niam-Niam, - een Afrikaansche volksstam in het stroomgebied van de Uëlle, tusschen deze rivier en de Witte Nijl. Hoe dit volk anthropologisch te beoordeelen is, valt nog niet met zekerheid te zeggen. Het is in ieder geval sterk met Hamietische elementen vermengd; een echt Negervolk in den meest gebruikelijken zin van het woord is het dus niet. Zijn beschaving is vooral merkwaardig om de eigenaardige combinatie van onmenschelijke ruwheid, zich uitend vooral in een door niets beteugeld kannibalisme, en een zekere verfijning, die speciaal in hun hoogstaande kunst aan den dag treedt (houtwerk, smeedkunst en pottenbakkerij).
De jacht is mannen-, de landbouw vrouwentaak als elders in Afrika. Aan huisdieren hebben zij alleen hoenders en honden. In hun eigene taal heeten zij Sandeh; de naam N.-N.-vreters is hun door de Dinka’s (ten N. wonend) gegeven. Zij schijnen verder een ingewikkeld toover-ritueel met waarzegging en godsoordeelen te bezigen. Bestudeerd zijn zij met name door dr. Schweinfurth, omstr. 1870 en dr. Junker, ruim 10 jaar later. Vgl. Schweinfurth, lm Innern Afrikas ; Junker, Reisen in Zentral Afrika.