Mounds, - hieronder verstaat men in Amerika de tallooze grafheuvels en kunstmatige ophoogingen van anderen aard, opgeworpen door inheemsche stammen, waarmede vooral de O. helft van het gebied der Ver. Staten als bezaaid is. In ruimeren zin gebruikt, omvat de term ook oud-Indiaansche afvalshoopen. Naar hun vormen kan men de m. in ’t algemeen verdeelen in kegel- of pyramide-vormige heuveltjes, langwerpige, walachtige ophoogingen en aardhoopen in den vorm van een of ander dier.
De kegelvormige m. zijn meestal, naar verhouding van den omvang, laag en hebben een ronden top. De hoogste bereiken een hoogte van ± 30 M. en de middellijn varieert van 2 tot 100 M. Tot deze groep behoren de meeste grafheuvels. De pyramide-vormige m. hebben meestal een vierhoekige basis en steeds een platten top. Soms zijn één of meer zijden terrasvormig uitgebouwd en ook andere afwijkingen van den zuiveren pyramide-vorm komen voor. De walachtige m. zijn meestal tusschen 50 en 100 M. lang. De grootste lengte, die voorkomt, is 300 M. De diervormige m. komen bijna uitsluitend voor in Wisconsin en de aangrenzende staten ; evenals de wal-m. bevatten zij hoogst zelden graven.
Minder zelden treft men deze aan in de pyramide-m. ; ongetwijfeld echter dienden de pyramiden hoofdzakelijk als onderbouw voor tempels of andere gebouwen van bijzonderen aard. De wallen schijnen in ’t algemeen te hebben dienst gedaan als middel tot verdediging of afsluiting ; soms vormen zij nagenoeg gesloten, rechthoekige of ronde omheiningen. Ze schijnen uitsluitend voor te komen in het gebied der diervormige m., wat er op wijst, dat ook laatstgenoemde als vestingwerken zijn te beschouwen. De meeste m. zijn aangetroffen langs de oevers van de Mississippi vanaf La Crosse in Wisconsin tot aan Natchez in Mississippi, in het centrale en Zuidelijke gebied van Ohio en het aangrenzende deel van Indiana en Z.-Wisconsin. De meeste m. zijn van aarde, maar onder de kegelvormige treft men er ook aan uit aarde vermengd met steenen, of zelfs enkel uit steenen bestaande. — Zoowel in de eigenlijke m. als in de afvalshoopen heeft men voorwerpen gevonden, die er op schenen te wijzen, dat de makers van deze heuvels een beschaving hadden, die de cultuur der historische Indianenstammen in N.-Amerika verre vooruit was. Nauwkeuriger onderzoek heeft echter aangetoond dat, hoewel sommige vondsten inderdaad moeilijkheid geven, de inhoud der m., als geheel beschouwd, volstrekt niet zoozeer van het stoffelijk cultuurbezit der historische bevolking afwijkt, dat men aan uitheemsche afkomst behoeft te denken. — Zie C. Thomas, Catalogue of prehistorie works east of the Rocky Mountains, Bulletin 12 Bureau of American Ethnology (Washington 1891).
