Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mongolië

betekenis & definitie

Mongolië - gebied in Midden-Azië, tot de bijlanden van China behoorend, groot; 2.109.000 K.M.2 Het omvat het Midden- en Oostelijk gedeelte van den Gobi, het bergland tusschen Altai en het Sajanisch gebergte, het N. van Dzoengarije en een deel van het Westelijke Mandsjoerije (de O.-Gobi). De O.- en Z.O. grenzen worden gevormd door trapvormige randgebergten, in ’t O. den Chingan, in het Z.O. o. a. de Hsi-sjan (tot 3290 M. hoog). De Gobi is een hoogland van 600—1200 M. hoogte. Er doorheen strekken zich woeste, sterk verweerde bizargevormde bergketens uit, die in de MiddenGobi, waar zij tot de uitloopers van den Tiensjan en den Altai behooren, N.W.—Z.O. loopen, terwijl zij in de Oostelijke Gobi een Z.W.—N.O. richting hebben.

De breede vlakten er tusschen zijn met puin opgevuld. Het N.W. van M. bestaat hoofdzakelijk uit bergland, n.l. (van N. naar Z.) het boogvormige Sajanisch-geb. (hoogste top Moenkoe Sardyk, 3490 M.), den Tannoe-Ola (2500—2700 M.), den Changai (3500 M.), den Ektag-Altai (met toppen van meer dan 4000 M.). Oostelijk sluiten aan deze gebergten de ketens van het Transbaikalische bergland aan. Al deze gebergten bestaan uit zeer oude gesteenten. Zij sluiten groote bekkens in. In het N. dat van de bronrivieren der Jenessei en van de Selenga, waarvan een zijrivier het groote Kosso-gol afwatert. De andere bekkens, meest met meertjes en het grootste gedeelte van het Gobigebied, hebben geen afvloeiing. Door het N.O. van den Gobi stroomt de Keroelen naar den Amoer.— Het klimaat is uiterst continentaal. Oeljassoetai heeft een jaargemiddelde van 1° C.; een Jan. temp. van — 25.5° ; Juli 17.5°.

Hsiwantse in het Z. een jaargemidd. van + 3.6° ; Jan. —15.3°, Juli 19.3°. Hevige stormen, grootendeels uit het N.W., waaien in voorjaar en zomer. De neerslag is gering (meestal minder dan 200 m.M. per jaar, in het N.W. en Z.O. iets meer. De meeste regen valt in den zomer. — De plantengroei is arm. In de Noordelijke gebergten vindt men nog wouden van een Siberisch karakter, die in het Sajanisch gebergte de hellingen tusschen 760 en 2130 M. bedekken, en alpenweiden. Het overige is steppe of woestijn. Alleen langs de rivieren vindt men daar rijkere vegetatie en in de oasen, die echter in verband met het gebrek aan stroomende wateren zeer zeldzaam zijn. De steppen zijn met gras en struiken (salsola) begroeid.

In het midden komen uitgestrekte zand-, grint- en steenwoestijnen voor. Een van de dorste woestijnstreken, de Kleine Gobi vindt men echter in het Zuiden, tusschen de Edzin-gol en den Hsi-sjan. — Het bevolkingscijfer wordt geschat tusschen de 1.800.000 en 2.600.000. In ieder geval is het land zeer dun bevolkt. De bewoners zijn voornamelijk O.Mongolen ; in het Z., Ala-sjan, ook Kalmukken. Zij zijn verdeeld in een aantal stammen, voor verreweg het grootste gedeelte nomaden, wonen in ronde, van een kegelvormig dak voorziene vilten tenten (joerten).De godsdienst is het lamaistische Boeddhisme. Hoofd ervan is de Hoetoechta van Oerga. In het Z. dringen de Chineesche landbouwers meer en meer het land binnen en veranderen dit door irrigatie in cultuurland. Ze verbouwen tarwe, gierst, vruchten, vooral meloenen, sesam, katoen.

In daarvoor geschikte streken in het N. doen ook de Mongolen aan eenigen landbouw, hun voornaamste product is gerst. Overigens bestaat hun plantaardig voedsel uit enkele in het wild groeiende producten, als het zaad van den Soelchir (Agriophyllum Gobicum), de vruchten van Pugionium dolabratum, de bessen van den Charmyk (Nitraria Schoberi) enz. Verreweg het belangrijkste middel van bestaan is de veeteelt. Zij hebben reusachtige kudden schapen en paarden; verder telen zij kameelen, geiten en in sommige grasrijke streken ook runderen. Hun hoofdvoedsel bestaat uit schapen- en paardenvleesch en melk. Van de laatste maken zij boter en den, „koemis” genoemden, brandewijn. Ook wordt veel aan jacht gedaan, o. a. op antilopen en pelsdieren. Een belangrijke huisindustrie is de vervaardiging van vilt.

Er zijn zeer weinig vaste nederzettingen. De grootere oase-steden, aan den rand der hooge gebergten, liggen meest buiten de staatkundige grenzen van M. De andere zijn handelsnederzettingen of lamakloosters. Hoofdstad is Oerga. Het verkeer gaat door middel van karavanen. De voornaamste wegen zijn die van de Chineesche grensstad Kalgan over Oerga naar Kjachta (geprojecteerde spoorweg) en van Koekoe-choto en van Sair-oessoe aan den eerstgenoemden weg, naar Oeljassoetai—Kobdo— Semipolatinsk. De handel, vooral de transporthandel, is vrij aanzienlijk.

De import in Oerga bedroeg in 1908 ƒ 18.720.000, de export uit die stad ± ƒ11.880.000. De voornaamste uitvoerartikels waren wol, huiden, bont, enz. Onder de invoerartikelen neemt de Chineesche tegelthee een eerste plaats in. — M. is verdeeld in binnen-M., dat meer direct aan China behoort en buiten-M., dat door inheemsche vorsten bestuurd werd, die door huwelijken met Chineesche Keizerlijke prinsessen aan China verbonden werden. Tengevolge van de revolutie van 1912 verviel die band en buiten-M. verklaarde zich onafhankelijk, terwijl de Hoetoechta van Oerga den titel van Keizer verkreeg. Bij een tractaat van 5 Nov. 1913 erkende Rusland de soevereiniteitsrechten van China op het door hem beschermde M., en erkende China de autonomie daarvan.