Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mis

betekenis & definitie

Mis. - Volgens de R.-Kath. kerkleer is de M. een offerande, in welke het lichaam en bloed van Christus onder de gedaanten van brood en wijn aan God den Vader wordt opgeofferd. Zij is de hernieuwing, doch op onbloedige wijze, van het offer, dat Christus door zijn lijden en dood aan God den Vader bracht. Christus zelf is de voornaamste offeraar, de priester is zijn dienaar en plaatsbekleeder in deze handeling. De verandering van brood en wijn in het lichaam en bloed van Christus geschiedt door de woorden der Consecratie (zie CONSECRATIE, EUCHARISTIA en TRANSSUBSTANTIATIE).

Christus zelf heeft op den avond vóór zijn dood in het laatste avondmaal de eerste M. opgedragen en tegelijkertijd aan zijn Apostelen de macht en den last gegeven om in zijn plaats hetzelfde te doen. Krachtens goddelijke instellingen behoort tot de M. behalve de Consecratie ook de Communie of Nuttiging, waarbij minstens de priester zelf het lichaam en bloed van Christus moet nuttigen. Wanneer ook andere geloovigen aan de Communie willen deelnemen, dan wordt hun sedert de 14e en 15e eeuw alleen het Lichaam en Bloed van Christus uitgereikt onder de gedaante van brood (om practische redenen), want Chr. is toch onder ieder van beide gedaanten geheel tegenwoordig, en onder ieder gedeelte van beide gedaanten eveneens geheel tegenwoordig. Daar de M. het middelpunt is, waarom het geheele Katholieke geloofsleven zich beweegt, is haar ontwikkeling een der interessantste bronnen voor de Middeleeuwsche cultuurgeschiedenis. (Vgl. Franz, Die Messe im deutschen Mittelalter Freiburg 1902.) — Het woord Mis is ontstaan uit missa, een laat-Latijnschen vorm voor missio (= dimissio), wegzending, en beteekent in het algemeen een godsdienstoefening, bij welke aan het eind een plechtige wegzending der aanwezigen plaats heeft. Sedert de 9e eeuw werd dit woord uitsluitend gebezigd voor de bijeenkomst der Christenen ter bijwoning van het onbloedige offer van Christus. De ceremoniën der M. sloten zich oorspronkelijk aan bij die der Joden bij het eten van het Paaschlam, en hebben zich op dezen grondslag in later eeuwen zelfstandig ontwikkeld. Het formulier, waarnaar de M. gelezen of gezongen wordt, bestaat uit een gedeelte, dat zich naar de verschillende feesten wijzigt en een ander gedeelte dat steeds onveranderd blijft (zie KANON). — In iedere M. worden alle daarbij behoorende ceremoniën verricht door den priester, die de M. opdraagt.

Verricht hij die geheel alleen en worden de bijbehoorende gebeden slechts gelezen, dan noemt men dat een stille of gelezen M. (Lat. missa lecta of privata). Worden sommige gebeden door den priester gezongen en andere door het zangkoor, dan heeft men een gezongen M. (Lat. missa cantata). Wordt eindelijk de priester bij een gezongen M. bijgestaan door den diaken en den sub-diaken (zie deze artt.), die in plaats van den priester eenige gedeelten zingen en hem verder bij sommige handelingen behulpzaam zijn, dan heeft men een plechtige M. (Lat. missa solemnis). Wanneer een bisschop een gezongen M. doet, moet hij altijd daarbij worden geassisteerd door diaken, sub-diaken en andere dignitarissen, waarbij dan bijzondere plechtigheden plaats hebben. Deze M. heet pontificale M. (Lat. missa pontificalis). De conventueele Mis (missa conventualis) is die M. die iederen dag wordt opgedragen in kerken, waar koorgebed is, in tegenwoordigheid van het koor, in aansluiting aan den tijd van het jaar en het breviergebed. Wanneer er gesproken wordt van Mariamis, Antoniusmis of andere missen van heiligen, dan wil dit zeggen, dat men door die M. Maria of een anderen heilige meer bijzonder wil vereeren. De M. als offer wordt echter altijd aan God den Vader opgedragen.