Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Madoereezen

betekenis & definitie

Madoereezen - De inheemsche bewoners van Madoera en de kleinere daaromheen gelegen eil., die zich ook over Bawéan, de Kangéangroep en de residentiën Bësoeki en Pasoeroean op Java hebben verspreid; hun aantal werd in 1915 op ± 4 mill. geschat, waarvan slechts ± 1¾ mill. op het eil. M. De res. Bësoeki (zonder de afd. Banjoewangi) is bijna geheel door Madoereezen bewoond; in Pasoeroean worden ten O. van Bangil steeds meer M. gevonden.

In vergelijking met de Javanen zijn de M. in het algemeen grover en forscher gebouwd, met opvallend sterk uitpuilende jukbeenderen ; de M. is zelfstandiger van karakter, minder slaafsch en op de vormen gesteld, ja voor den hoffelijken Javaan gewoonlijk te grof, zoodat deze hem liefst ontwijkt; hij is zeer arbeidzaam en uiterst spaarzaam, op het gierige af; in intellectueel opzicht staat hij in het algemeen bij den Javaan achter. Als slechte karaktereigenschappen van den M. worden vooral genoemd achterdocht en wraakzucht, en, in het bijzonder wat W.-Madoera betreft, misbruik van sterken drank (toewak of palmwijn); daarentegen komt gebruik van opium zeer weinig voor. De Weeding der M. onderscheidt zich van die der Javanen o. a. hierin, dat de mannen een korte nauwsluitende broek dragen, en zelden de bëbëd, het benedenlijfskleed der Javanen. In het algemeen maken zoowel mannen als vrouwen minder werk van hun Weeding dan de Javanen. Communaal grondbezit komt onder de M. bijna niet voor, en de dèsa-band is er veel losser dan onder de Javanen. Wat de voornaamste middelen van bestaan betreft, zie MADOERA. Typisch M. vermakelijkheden zijn in de eerste plaats de stierenwedrennen (kërhpan), en het laten vechten van stieren; aan het opkweeken van vechtstieren wordt buitengewoon veel zorg besteed. De gamëlan en de wajang komen onder de M. weinig voor ; een der voornaamste vermaken is de sroenèn (O.-Java), slwatan of sandoer (W.-Madoera) of podjian (O.-Madoera), waarbij een jongen van ± 12 j. (sandoer), als meisje verkleed, optreedt, gezamenlijk met eenige potsenmakers, en onder begeleiding van een soort klarinet (sroenèn) en eenige andere muziekinstrumenten.

De taal der M., het Madoereesch, heeft verwantschap met Javaansch, Maleisch en Soendaneesch, maar kan toch niet als een dialect, b.v. van het Jav., beschouwd worden. De taal is in twee hoofddialecten te verdeden, het W.-Madoereesch en het O.-Madoereesch of Soemënëpsch. Het verschil in taalsoorten is lang niet zoo ver doorgevoerd als in het Javaansch ; de litteratuur bestaat voor een groot deel uit vertalingen of bewerkingen van Jav. werken. Litteratuur: A. van Gennep, De Madoereezen (Ind. Gids 1895) en voor de taal: A. C. Vreede, Handl. t. d. beoefening der M. taal; H. N. Kiliaan, Mad. Spraakkunst; Dr. Ph. S. van Ronkel in Tijdschr. v. T. L. en Volkenk. v. N.-I., dl. 44 p. 60.

< >