Kritiek en kriticisme. - Kritiek is de kunst van beoordeelen, waarbij het ware van het onware, het waardehebbende van het waardelooze gescheiden wordt; waardoor de beteekenis en waarde van een werk des menschelijken geestes (hetzij dit is van theoretischen, hetzij van etischen of aesthetischen aard) wordt vastgesteld en dit werk dus wordt getoetst aan bepaalde normen. In de filosofie wordt het woord veel gebruikt na het verschijnen van Kants drie groote Kritiken. Kant stelt het kriticisme tegenover het dogmatisme en skepticisme. Het d. filosofeert zonder voorafgaand onderzoek van de voorwaarden en perken van ons menschelijk kennen.
Bepaalt het zich dan niet tot de ervaring (de werkelijkheid in ruimte en tijd) en tracht het door te dringen in het wezen der werkelijkheid „opzichzelf” (metafysische problemen) dan komt het in moeilijkheden en tegenstrijdigheden, waardoor zeer licht het skepticisme ontstaat, dat alle metafysische kennis loochent maar tegelijk het probleem van de betrekking van ons kennen tot een object van kennen onopgelost moet laten. Daartegenover stelt het kriticisme de grondslagen apriori van de menschelijke kennis vast, en daarmede hare voorwaarden en perken. In dit apriori ligt het door de Stoici gezochte kriterium der waarheid. — Kriticisten heeten dan later die wijsgeeren, die zich met Kant plaatsen op den grond van het kritisch (transcendentaal) idealisme. Vgl. Riehl, Der philos. Kritizismus (1908), B. Erdmann, Kants Kritizismus (1878). — Zie ook BIJBEL.